Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Algemeene vergadering van den Ned. Oudh. Bond op Zaterdag 12 Januari 1918 te 2 1/4 ure in "Café Hollandais" te 's-Gravenhage
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0020

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
archieven stelt. De heer van Riemsdijk heeft ernstig bezwaar tegen het hier bepleite
uitzenden van veelal zeer kostbare stukken; bovendien komen in de verzameling van
het museum, dat de collecties uitzendt, voor een geruimen tijd hinderlijke gapingen —
zeer ten ongerieve van den studeerenden bezoeker.

Op de vraag van den heer Gratama, of de Commissie ook zendingen naar
buitenlandsche musea bedoelt, wordt ontkennend geantwoord. De heer Martin vraagt of
de toelichting achter de voorgestelde uitbreiding van stelling 52 ook betrekking heeft op
de onderhavige stelling; ook zou hij uitgedrukt willen zien, dat de deugdelijkheid der
waarborgen ter beoordeeling van den museumbeheerder staat. Bedenkend hoe het met
sommige als «stellingen” geformuleerde wenschelijkheden gegaan is, vreest hij voorts, dat
men zich later ook ten dezen tegenover een weigerachtig directeur op een uitspraak van
den Bond zal beroepen, en vindiceert daarom algeheele vrijheid voor den museumbeheerder.
De heer Haverkorn acht het gelukkig, dat de particuliere bezitters van kunstvoorwerpen
zich niet zoo angstvallig betoonen met het in bruikleen geven als enkele museumbeheerders
schijnen te zijn. Nadat Mej. Neurdenburg en de heer Rooseboom hun bedenkingen tegen
begrip en woord »keur-collecties”, en de heer Teding van Berkhout de zijne tegen den
termijn van 2 a 3 maanden geopperd hebben, de heer Buisman zijn bezwaar tegen reis-
collecties van oude teekeningen heeft doen hooren en de heer van Gelder eenige der
gemaakte opmerkingen heeft beantwoord, wordt op voorstel van den secretaris besloten
achter «collecties” in te voegen: «van voorwerpen, die de museumbeheerder hiertoe
geschikt acht”. Dan wordt de stelling, met nog eene aanvulling, waarin voor de waar-
borgen verwezen wordt naar de toelichting bij de stelling (oorspr. nr. 32) over exposities,
aangenomen met algemeene stemmen op ééne (v. Riemsdijk) na.

De aanvulling der stelling (oorspr. nr. 32) betreffend het deelnemen aan tentoon-
stellingen wordt, na toelichting door den heer Hofstede de Groot, aangenomen met
algemeene stemmen en één onthouding (v. Riemsdijk).

2. Architectuurmuseum. De heer Hofstede de Groot legt uit, dat de Commissie
voor de «stellingen” aangaande het beheer enz. van musea, het voorstel tot het stichten
van een museum van architectuur plotseling heeft zien opduiken, toen zij met haar werk
zoo goed als klaar was. De Commissie heeft over deze zaak nog niet vergaderd. Ook
na de lezing van het artikel van den heer T. v. Berkhout in het laatste Bulletin blijven er
voorloopig voor spr. eenige vraagpunten, die hij vervolgens formuleert: Wat denkt men
met de verzameling van gipsafgietsels in het Rijksmuseum te doen? En wenscht men ook
de bij dit museum opgestelde fragmenten weg te halen? Zal de verzameling ook voor-
beelden van buitenlandsche bouwkunst moeten bevatten ? Is het bezwaar van het wegraken
van ontwerpen niet overdreven? Alleen de laatste vraag vindt beantwoording: de heeren
van der Pluym en Kalf en de voorzitter geven, uit eigen ondervinding, voorbeelden van
slordige behandeling en zoekraken van architectonische teekeningen, niet slechts oude,
maar ook van moderne bouwmeesters.

De heer T. v. Berkhout zegt, dat de Commissie van voorbereiding met opzet eenige

10
 
Annotationen