Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Hoogewerff, Godefridus J.: Zorg voor en kunstschatten in Oorlogstijd
DOI Artikel:
Berkhout, Hendrik Teding van: De staatsbegrooting voor 1918
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0033

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
NASCHRIFT.

Nadat het bovenstaande was geschreven, werd nog de »Colleoni” uit Venetië
weggebracht. Voorts werden na de jongste bombardementen uit de lucht op Padua de
allervoornaamste kunstwerken dezer stad, waaronder Donatello’s hoogaltaar in S. Antonio
en Gattemalata, »naar elders” vervoerd.

■ . .— — - ■■■ —--

DE STAATSBEGROOTING VOOR 1918.

In het voorloopig verslag wordt dankbaar erkend, dat de Minister ook voor de
belangen der kunst door eene nieuwe beschikbaarstelling van gelden wenscht op te komen.
Hierbij wordt nog opgemerkt, dat ook op dit gebied achterstand is in te halen, dat met
name hetgeen is uitgetrokken voor aankoopen voor musea op verhooging aanspraak mag
maken, waarbij verwacht wordt, dat de noodige beperking en de verhouding tot de
andere belangen van het departement niet uit het oog zullen worden verloren.

De Minister erkent, dat er op dit gebied achterstand is in te halen en geeft toe,
dat verhooging van de bedragen voor de aankoopen voor musea wellicht wenschelijk
zou zijn, doch meent met het oog op ’s lands financiën voorshands niet verder te mogen
gaan. De voor deze afdeeling aangevraagde verhoogingen bedragen in totaal slechts
plm. 6.5 pet. van het voor 1917 beschikbaar gestelde bedrag, wat zeker niet overdreven
mag heeten, als men in aanmerking neemt, dat sinds het uitbreken van den oorlog in
’t bijzonder op de uitgaven ten behoeve der kunsten en wetenschappen zeer groote
bezuiniging is toegepast en, zooals terecht is opgemerkt, op dit gebied achterstand
is in te halen.

De in het voorloopig verslag uitgesproken wensch, dat ook het Koninklijk Munt-
en Penningkabinet over ruimer middelen zou beschikken, beantwoordt de Minister door
erop te wijzen, dat voor dit instituut geen artikel voor aankoopen bestaat en dat dit
hem ook niet noodig voorkomt. Het artikel, waaruit deze aankoopen worden gekweten
is van ƒ5.000.— op ƒ 10.000.— gebracht.

I. MONUMENTEN.

Rijkscommissie voor de Monumentenzorg.

In de memorie van toelichting herinnert de Minister eraan, hoe hij verleden jaar
in de memorie van antwoord meedeelde, dat hij de instelling overwoog van een commissie,
die de Regeering van advies zou kunnen dienen bij restauratie-aangelegenheden en aan
welke bovendien een meer stelselmatig toezicht op de monumenten kon worden opgedragen.
De Nederlandsche Oudheidkundige Bond en verschillende kunstenaarsvereenigingen hebben
sedert in adressen op de instelling eener dergelijke commissie aangedrongen en de Minister
vindt alle reden hiertoe over te gaan, omdat de wijze, waarop tot heden van Regeeringswege

23
 
Annotationen