Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Berkhout, Hendrik Teding van: De staatsbegrooting voor 1918
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0034

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
in de zorg voor de monumenten wordt voorzien, z. i. niet langer voldoende is te achten.

Reeds bij de samenstelling van de Staatsbegrooting voor 1903 bepleitte de toenmalige
ambtsvoorganger van den Minister de wenschelijkheid van de instelling van eene commissie
voor de monumenten, welker adviezen grooter zekerheid zouden kunnen geven, dat meer
stelselmatig dan vroeger te werk zou worden gegaan bij de beoordeeling der waarde
van te herstellen monumenten en van de volgorde, waarin zij voor ondersteuning van
Rijkswege in aanmerking behooren te komen. — Bedoelde ambtsvoorganger wilde
aanvankelijk deze zaak opdragen aan dezelfde commissie, die met de inventariseering en
beschrijving der monumenten zou worden belast. Blijkbaar omdat hij er van overtuigd
werd, dat deze laatste arbeid schade moest lijden, indien hij gepaard moest gaan met
het geven van advies over restauratie-aangelegenheden, is van dit voornemen afgezien,
zoodat de bij Koninklijk besluit van 7 Juli 1903, No. 44 ingestelde Rijkscommissie
uitsluitend met het inventariseeren en beschrijven der monumenten werd belast.

De belangstelling voor onze oude monumenten is intusschen zeer toegenomen, de
bemoeiingen der Regeering met het behoud daarvan zijn uitgebreid, maar de organisatie
der Rijksmonumentenzorg is onveranderd gebleven. De Regeering mist ook thans nog
een college, dat zou kunnen adviseeren over de keuze en de volgorde der met Rijkssubsidie
te restaureeren monumenten; het toezicht over herstelde bouwwerken bleef opgedragen aan
een drietal ambtenaren van een aan het Departement van Binnenlandsche Zaken verbonden
bureau, die tevens adviseerden over de wijze, waarop restauratiewerken behoorden te
geschieden, terwijl in sommige gevallen het advies werd gevraagd van den architect der
Rijksmuseumgebouwen dr. P. J. H. Cuypers. — Klachten over gebrek aan systeem bij de
keuze der te restaureeren gebouwen, over onvoldoend toezicht en voornamelijk over
de wijze waarop restauraties worden volbracht zijn niet uitgebleven.

Het spreekt van zelf, dat een uitsluitend door een klein bureau uitgeoefend
toezicht op gerestaureerde monumenten, ook bij de grootste toewijding van de zijde der
daaraan verbonden ambtenaren, op den duur te kort moet gaan schieten, tenzij men,
naar gelang der toeneming van de objecten, die toezicht behoeven, steeds het aantal dier
ambtenaren zou willen vermeerderen. — Is reeds om deze reden de instelling eener
commissie, die door de benoeming van correspondenten zich door het geheele land van de
kostelooze hulp van vrijwillige krachten kan verzekeren, zeer gewenscht, de vraag omtrent
de volgorde, waarin de monumenten voor Rijkssubsidie in aanmerking komen, en vooral
het vraagstuk van de wijze van restauratie maakt haar waarlijk noodzakelijk.

Over de wijze van restaureeren toch bestaan, al zoolang er gerestaureerd wordt, ver-
schillende meeningen en tengevolge hiervan werden over voltooide restauraties menigmaal
afkeurende oordeelvellingen vernomen. Zoolang deze 'kritiek weinig instemming vond en
meestal details der uitvoering betrof, kon de Regeering den door haar ingeslagen weg
blijven volgen. In later jaren evenwel, vooral in het laatste decennium, hebben over de
beginselen van het restaureeren nieuwe inzichten steeds meer veld gewonnen in ons land,
— inzichten, reeds veel vroeger in het buitenland verdedigd, o.a. door mannen van zoo

24
 
Annotationen