Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 11.1918)

hetgeen misschien het meest voor de dwarspanden van 1841 geldt. Het is hier tevens de
plaats nóg eene nalatigheid mijnerzijds te herstellen; behalve het oude koor en de oude
pastorie is er nóg een gedeelte der vroegere kerk zelfstandig blijven bestaan, nl. de
sacristie, die blijkens haar gewelf uit denzelfden tijd dateert als het „oude koor”, en op
de afbeelding bij mijn vorig artikel tusschen het „oude koor” en de oude pastorie nog
juist te zien is. (Het gedeelte met de twee langwerpige raamopeningen; zie verder den
plattegrond der kerk van 1841.) De heer Stuyt vraagt verder, hoe ik weet, dat niet getracht
is voor een eventuëele restauratie der oude pastorie het benoodigde bedrag bijeen te

brengen? Ter voorkoming van misverstand moet ik vooraf opmerken bedoeld te hebben,
dat er geen poging tot verkrijging dier gelden gedaan is, toen de oude pastorie ontpleisterd
was en dientengevolge voor het eerst weer in volle glorie praalde. Ik maakte dit op uit
de haast die men had dit gebouw opnieuw te pleisterenJ). Ik had juist gehoopt — misschien
was het erg naief — dat, nu ieder met eigen oogen kon zien, welk een prachtig monument
hier te behouden viel, een poging tot bijeenbrenging der benoodigde gelden of tot ver- 1

1) Deze haast is ook anderen opgevallen. Het raadslid Th. Hermsen bracht dit geval ook in den
Gemeenteraad ter sprake. Zie het „korte bericht” in Bulletin n°. 5 van den vorigen jaargang, blz. 244.

42