Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0064

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Cosimo III door de Nederlanden, gestadig voortgewerkt en werd op het Staatsarchief
kennis genomen van de papieren der »Confraternita di Santa Barbara”.

In 1418 zijn blijkens een lijst van de namen der toenmalige leden van de 83 meer
dan drie kwart uit de Nederlandsche gewesten afkomstig. De weinige Duitschers zijn
voor het meerendeel Rijnlanders. Alle personen, wier beroep wordt vermeld of aangeduid,
oefenen het weversbedrijf uit. Eén borduurwerker komt voor. Het wolbedrijf zou bij
benadering voor een vijfde Vlaamsch-Brabantsch zijn geweest.

Uit de oude documenten blijkt, dat tot het begin der XVIIe eeuw de leden der
broederschap overwegend Nederlanders, vooral Brabanders, zijn geweest. De inventaris
vermeldt in de kapel een altaarstuk Ste. Barbara voorstellende en een ander met Ste. Geertruyd.
Door wien deze werken geschilderd zijn, wordt niet opgegeven.

In het eind der XVIe eeuw komen naast de nog talrijke wolwevers ook tapijtwevers
voor en enkele kunstenaars, onder wie Johannes Stradanus.

In aansluiting bij het onderzoek der pauselijke rekeningen in het vorig jaar
ondernomen werden in dit najaar de kasboeken der »Depositeria Generale” over de
regeering van paus Alexander VII (Chigi) doorgezien. April 1655—Maart 1667. De resultaten
waren de volgende:

De goudsmeden, borduurwerkers, vergulders enz., die in dezen tijd voor den H. Stoel
arbeidden, zijn allen Italianen. Alleen staan van 1655 tot 1662 zekere betalingen geboekt
aan den glaswerker Winoch de Wael (Vinocco della Valle) voor werkzaamheden in de
paleizen van het Vaticaan en Monte Cavallo en in de door Alexander VII verbouwde
villa te Gastel Gandolfo. De posten komen overeen met andere reeds vroeger gevonden
gegevens. (Zie «Bescheiden in Italië” II.)

Lucas Holstein ontving als custos der Vaticaansche Bibliotheek een salaris van
7 zilverdaalders in de maand. Zijn vriend Leone Allaccï, die met Nederlandsche
geleerden een drukke briefwisseling voerde, ontving als scriptor in ’t Grieksch 7lk daalder
in de maand.

Aan Cornelis Bloemaert, den bekenden graveur en schilder uit Utrecht (zie het
voorgaande jaarverslag) werden 2 Mei 1656 uitbetaald: »60 scudi, per prezzo di un
rame intagliato con 1’effigie di suor Colomba Fofanini, gia monaca nel monastero di San
Girolamo di Siena”.

In de jaren 1656—’57 werkten voor Alexander VII aan muurschilderingen in het
paleis van Monte Cavallo (Quirinaal) o. a. twee Zuid-Nederlanders mede: Jan Wiel en
Filips Lauwers (Filippo Lauro).

Den 20en April 1660 werden aan een vlaamsch tapijtwever, Lamberto, 80 scudi
voldaan voor een herstelling aan het wandtapijt van Rafaël, »de Opstanding” voor-
stellende, een der »arazzi” der beroemde serie, die, zooals blijkt, toen nog bij plechtige
gelegenheden langs de muren der Sixtijnsche kapel werden aangebracht.

Het onderzoek voor het vijfde deel der «Bescheiden”, dat het materiaal uit de
Rechterlijke Archieven zal komen te omvatten, werd reeds voorbereid.

54
 
Annotationen