Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: Nijmegen in romeinschen tijd, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0087

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
toegankelijk, sedert Alex. Riese zijn verzameling van excerpten uit de antieke litteratuur
heeft bekend gemaakt. En door de zorg van denzelfden geleerde heeft ook niet lang
geleden een verzameling van de inschriften, die voor het Rijnland van belang zijn, het
licht gezien J). Het deel van het groote verzamelwerk, dat de Romeinsche inscriptie’s uit
ons land zal bevatten, is thans bijna voltooid. En door het bestudeeren der inschriften
en door het vergelijken met de toestanden elders is het ook mogelijk de inrichting van
het bestuur in de verschillende tijdperken der Romeinsche heerschappij eenigszins in
bijzonderheden te leeren kennen.

De belangrijkste nieuwe gegevens danken wij intusschen aan de opgravingen.
Daarbij zijn tal van Romeinsche nederzettingen ontdekt. En wij werden ingelicht over
den bouw van vestingen en forten, den aanleg van strategische linies en wegen, het
uiterlijk van steden en woonhuizen. Maar de opgravingen leerden ons ook, hoe het
militair bezette gebied aan de grenzen langzamerhand onder burgerlijk bestuur werd
gebracht, hoe daar op het platteland groote zekerheid en welvaart heerschten, hoe in later
tijd het leven zich concentreerde in de steden, hoe eindelijk de Romeinsche beschaving
bijna geheel verdween met de herhaalde invallen der Germanen en het terugtrekken der
Romeinsche troepen.

Voor het beoordeelen van den uitslag der opgravingen en voor onze kennis van
het leven in Romeinschen tijd is vooral het bestudeeren van het aardewerk van zeer
groot belang geweest. Scherven van aardewerk immers zijn bij elke opgraving steeds in
overgroote hoeveelheid aan het licht gekomen. Al spoedig leerde men daarbij ver-
schillende vormen onderscheiden. En met hulp van de munten, die te zamen met het
aardewerk werden gevonden, was het ook mogelijk de chronologische ontwikkeling van
een aantal dezer vormen vast te stellen, eerst in groote trekken en later met meer bij-
zonderheden. Thans is de ontwikkeling voor de eerste eeuw der Romeinsche heerschappij
vrij nauwkeurig bekend. En men kan op die wijze een vondst uit dien tijd steeds binnen
zeer enge grenzen dateeren. Voor den lateren tijd heeft men nog niet die groote zekerheid.
En veelal is men nog op het vinden van munten aangewezen voor de chronologie. Maar
daarnaast kan ook reeds het aardewerk met zijn verschillende vormen zeer belangrijke
aanwijzingen geven.

Te Nijmegen is de belangstelling voor de Romeinsche oudheden zeker niet geringer
geweest dan elders. Door het systematisch verzamelen der overblijfselen van het verleden
heeft de Heer G. M. Kam een zeer groot nieuw materiaal voor de studie bijeen gebracht.
Ook is bij het verzamelen meer dan vroeger gelet op de herkomst der voorwerpen. En
op die wijze geeft het Museum van den Heer Kam alleen reeds belangrijke nieuwe
gegevens voor de geschiedenis der Stad.

Bovendien heeft Dr. Holwerda door zijn opgravingen der laatste jaren bij Nijmegen 1

1) Alex. Riese. Das Rheinische Germanien in der antiken Litteratur (Leipzig, 1892) en Das
Rheinische Germanien in den antiken Inschriften (Leipzig, 1914).

77
 
Annotationen