werden, maar bovendien waren later de onderdeden minder scherp afgewerkt. De voet
verdwijnt als afzonderlijk deel, het oor verliest zijn krachtige buiging, het scherpe profiel
van den mond verflauwt. Zijn de kruiken beneden uit de eerste eeuw, de kruiken van
de middelste rij dateeren ongeveer uit de tweede eeuw. En boven vindt men kruiken der
derde eeuw. Bij de oudste kruiken bespeurt men een bepaalde overeenkomst in den vorm
met het andere, vroeger beschreven vaatwerk van den Hunerberg. Het is een dergelijk
sterk gekromde profiel met even precies begrensde onderdeden. En ook naast de latere
kruiken kan men zonder moeite aardewerk van gelijksoortigen aard plaatsen. De vazen
van onze afbeelding 7 zijn afkomstig van de velden KL en WW. Daarbij bespeurt
men in den vorm en afwerking zonder twijfel groote overeenkomst met de late kruiken,
die zooeven zijn beschreven.
De slanke, meer elegante dan
krachtige lijn, de flauwe pro-
fielen der onderdeden vindt
men daar terug, en bij dit
laatste aardewerk bespeurt men
ook een streven naar onge-
wone modellen, dat bij de
oudere vazen geheel ontbreekt.
Men vindt daarentegen der-
gelijke vormen bij het glas.
Zeker is op het terrein
W W het jongste vaatwerk
te vinden. Het is zonder
twijfel uit het midden der
derde eeuw en wellicht uit
nog later tijd. Als voorbeeld
zijn te noemen geschilderde
bordjes. Belgisch aardewerk
en terra-nigra ontbreken daar evenals de vroege kruiken en aan den anderen kant komen
op den Hunerberg geen kruiken voor van laat model.
VII.
De voorwerpen in het Museum van den Heer Kam zouden ons reeds in staat
stellen om in groote trekken een voorstelling te geven van de ontwikkeling der Romeinsche
nederzettingen bij Nijmegen. Maar het beeld kan inderdaad nog scherper zijn. Want onze
kennis is in de laatste jaren in hooge mate verrijkt door de opgravingen van Dr. Holwerda 2).
1) J. H. Holwerda. Oppidum Batavorum. Bijdragen voor Vaderl. Gesch. 1917, blz. 207—225; De
stad der Bataven en de Romeinsche vesting te Nijmegen; Germania (Korrespondenzblatt der Röm.
Germ. Komm.) I, blz. 105—111. — Verg. »De Bouwwereld 1918, blz. 28—30 en 40—42 (met afbeeldingen). —
Naar de afbeeldingen bij deze berichten zijn de versterkingen op onze schetskaart geteekend.
111
verdwijnt als afzonderlijk deel, het oor verliest zijn krachtige buiging, het scherpe profiel
van den mond verflauwt. Zijn de kruiken beneden uit de eerste eeuw, de kruiken van
de middelste rij dateeren ongeveer uit de tweede eeuw. En boven vindt men kruiken der
derde eeuw. Bij de oudste kruiken bespeurt men een bepaalde overeenkomst in den vorm
met het andere, vroeger beschreven vaatwerk van den Hunerberg. Het is een dergelijk
sterk gekromde profiel met even precies begrensde onderdeden. En ook naast de latere
kruiken kan men zonder moeite aardewerk van gelijksoortigen aard plaatsen. De vazen
van onze afbeelding 7 zijn afkomstig van de velden KL en WW. Daarbij bespeurt
men in den vorm en afwerking zonder twijfel groote overeenkomst met de late kruiken,
die zooeven zijn beschreven.
De slanke, meer elegante dan
krachtige lijn, de flauwe pro-
fielen der onderdeden vindt
men daar terug, en bij dit
laatste aardewerk bespeurt men
ook een streven naar onge-
wone modellen, dat bij de
oudere vazen geheel ontbreekt.
Men vindt daarentegen der-
gelijke vormen bij het glas.
Zeker is op het terrein
W W het jongste vaatwerk
te vinden. Het is zonder
twijfel uit het midden der
derde eeuw en wellicht uit
nog later tijd. Als voorbeeld
zijn te noemen geschilderde
bordjes. Belgisch aardewerk
en terra-nigra ontbreken daar evenals de vroege kruiken en aan den anderen kant komen
op den Hunerberg geen kruiken voor van laat model.
VII.
De voorwerpen in het Museum van den Heer Kam zouden ons reeds in staat
stellen om in groote trekken een voorstelling te geven van de ontwikkeling der Romeinsche
nederzettingen bij Nijmegen. Maar het beeld kan inderdaad nog scherper zijn. Want onze
kennis is in de laatste jaren in hooge mate verrijkt door de opgravingen van Dr. Holwerda 2).
1) J. H. Holwerda. Oppidum Batavorum. Bijdragen voor Vaderl. Gesch. 1917, blz. 207—225; De
stad der Bataven en de Romeinsche vesting te Nijmegen; Germania (Korrespondenzblatt der Röm.
Germ. Komm.) I, blz. 105—111. — Verg. »De Bouwwereld 1918, blz. 28—30 en 40—42 (met afbeeldingen). —
Naar de afbeeldingen bij deze berichten zijn de versterkingen op onze schetskaart geteekend.
111