Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: De nieuwe Nederlandsche afdeeling van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0129

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Bij de volgende groepen was reeds in het oude Museum getracht om telkens door
een kleine verzameling van typische voorbeelden allereerst een overzicht te geven van
den inhoud der groep. Dit overzicht sluit dan aan bij het systeem van Dr. Holwerda,
dat hij heeft beschreven in zijn werk: Nederlands vroegste beschaving (Leiden, 1907).
Op die wijze zijn de voorwerpen ook in den Catalogus vermeld. Deze voortreffelijke
manier van opstellen is thans weder gevolgd. En men vindt dus in een afzonderlijke kast
een verzameling van typen. Daarbij sluiten dan de andere voorwerpen aan. Is de verzameling
van typen bestemd om den aard van de vondsten in het algemeen te leeren kennen, het
overige moet dan een beeld geven van de verspreiding der typen in het land.

De eerste groep omvat de Germaansche vondsten. Het zijn voornamelijk grove
aarden vaten uit de Germaansche begraafplaatsen, de urnenvelden, en daarnaast allerhande
voorwerpen uit de terpen in Friesland en de woerden in de Betuwe. Deze vondsten
vertegenwoordigen een beschaving, die vele eeuwen vóór het begin onzer jaartelling is
begonnen en nog in den Romeinschen tijd voortduurde bij de inheemsche bevolking.

De voorwerpen uit Frankischen en Merovingischen tijd en een aantal vondsten uit
de Middeleeuwen sluiten daarbij aan. En wellicht is het zeer juist om niet, zooals bij de

vroegere opstelling, het Romeinsche tusschen het Germaansche en het Frankische te

plaatsen. Volgen immers de beide laatste groepen op elkander, dan bespeurt men, hoe
ook bij de inheemsche beschaving een bepaalde opeenvolging is. Want de invloed uit
het Zuiden is met den ondergang der Romeinsche heerschappij spoedig bijna volkomen
verdwenen.

Alleen is op die wijze de chronologie eenigszins verstoord. En men mag het
Romeinsche toch ook weer niet opvatten als een geheel vreemde beschaving. Onder het
Romeinsche gezag heeft de bevolking immers de vormen van het Romeinsche leven

aangenomen. Ook hebben de inwoners van ons land, voor zoover zij direct tot het Rijk

behoorden, langzamerhand allen het Romeinsche burgerrecht verkregen. En de Romeinsche
voorwerpen, in ons land gevonden, het aardewerk, de baksteenen en dakpannen, wellicht
ook het glas en het brons, zijn zeker voor een groot deel in ons land of de aangrenzende
streken vervaardigd.

De Romeinsche oudheden volgen op de Frankische. Eerst vindt men een overzicht
van de terra-sigillata. Maar jammer genoeg is dit aardewerk geborgen in een diepe donkere
kast. Op die wijze is een groot deel van het tentoongestelde bijna geheel onzichtbaar.
Het is zeer te hopen, dat voor de opstelling van dit uiterst belangrijke materiaal nog
een betere oplossing zal worden gevonden. — Daarbij is in een vitrine een zeer rijk overzicht
van de terra-sigillata uit Vechten uitgestald. Een rek met borden vult de collectie aan.

Kan de opstelling van de terra-sigillata slechts weinig bevredigen, voortreffelijk is
daarentegen het overzicht van het andere Romeinsche aardewerk. Het komt in een ruime
open kast zeer goed tot zijn recht. En men heeft daarbij de gelegenheid om de vazen
van alle zijden te bezien. Aan de wanden staan groote kasten met Romeinsch aardewerk
uit een groot aantal plaatsen in ons land. Midden in de zaal vindt men kasten met glas

119
 
Annotationen