stichter, gevlucht, zijn huis onbeheerd achterlatend, zoodat het werd verbeurd verklaard
en in ander particulier bezit overging. Daarna heeft het dienst gedaan als stadsherberg,
tot de Graaf van Hohento-Langenburg het in 1583 kocht. In 1645 werd het pand
eigendom van het Hoogheemraadschap van Delfland, dat het tot op den huidigen dag bezit.
De eerste verandering aan den gevel, voor zoover we dit kunnen nagaan, dateert
van 1648, toen men de groote cartouches met wapenschilden boven den ingang aanbracht,
ten dienste waarvan men het venster boven de deur dichtte en verving door de thans
nog aanwezige tweelichten. Ook het wapen van Holland, dat op zoo gelukkige wijze de
nis in het middengedeelte vult, is uit dien tijd afkomstig. De vermelding bij Van Bleyswijck,
dat men het torentje toen zijn mooien windwijzer gaf in den vorm van een meerman,
zinspelende op den naam Dirk Meerman, oud-burgemeester der stad en hoogheemraad
van Delfland, zal wel op een vergissing berusten, daar
de windwijzer nog den stempel der Gothiek draagt.
De versieringen van de balustrade en den trapgevel,
benevens de hooge gedraaide schoorsteen op den top
van den zijgevel, zijn tusschen 1835 en 1867 verdwenen.
Deze versieringen bestonden uit dierfiguren op piëdestals,
welke bij den middengevel tot hooge, getorste en met
zigzaglijnen versierde kolommen waren uitgegroeid, ter
vervanging van pinakels. De adelaar, die nu den top
bekroont, is een moderne restauratie. Eveneens van
na 1835 is de wijziging van het linker zijgedeelte,
waarbij men een tweede venster in de eerste verdieping,
rechts, maakte en de bestaande vensters vergrootte.
Ook het sierlijke traptorentje bleef niet ongemoeid,
maar verloor in den loop der tijden zijn steenen
balustrade, waarvan de kraagsteenen nog aanwezig zijn,
en kreeg een nuchter ijzeren hekje er voor in de plaats.
De geheel uit bergsteen opgetrokken gevel vertoont een eigenaardigheid, die veel
bij laat-gothische huizen voorkomt en wellicht aan den houtbouw is ontleend: de hoogere
verdiepingen zijn vóór de lagere uitgebouwd, waartoe de muren bekleed zijn met blind-
bogen, die een dankbaar versieringsmotief opleveren. Een rijk geschakeerd beeldhouwwerk,
waarbij plant- en diermotieven elkaar afwisselen, omspint als kantwerk deze bogen,
zonder aan hun constructieve waarde in den gevel afbreuk te doen. In de versiering is
een vuurslag met St. Andrieskruis opgenomen (o. a. in de linker boogzwikken der
benedenverdieping van het middengedeelte), die, met den keten der orde van het Gulden
Vlies om het manlijk wapenschild, doelen op den schout als dienaar van het Bourgondisch
vorstenhuis. De mlddenvulling der blindbogen bij de benedenverdieping van het linker
zijgedeelte wordt rechts gevormd door een H., waarvan een koord met bellen afhangt,
links door een H. en een P., eveneens door een koord met bellen saamgehouden. De
177
en in ander particulier bezit overging. Daarna heeft het dienst gedaan als stadsherberg,
tot de Graaf van Hohento-Langenburg het in 1583 kocht. In 1645 werd het pand
eigendom van het Hoogheemraadschap van Delfland, dat het tot op den huidigen dag bezit.
De eerste verandering aan den gevel, voor zoover we dit kunnen nagaan, dateert
van 1648, toen men de groote cartouches met wapenschilden boven den ingang aanbracht,
ten dienste waarvan men het venster boven de deur dichtte en verving door de thans
nog aanwezige tweelichten. Ook het wapen van Holland, dat op zoo gelukkige wijze de
nis in het middengedeelte vult, is uit dien tijd afkomstig. De vermelding bij Van Bleyswijck,
dat men het torentje toen zijn mooien windwijzer gaf in den vorm van een meerman,
zinspelende op den naam Dirk Meerman, oud-burgemeester der stad en hoogheemraad
van Delfland, zal wel op een vergissing berusten, daar
de windwijzer nog den stempel der Gothiek draagt.
De versieringen van de balustrade en den trapgevel,
benevens de hooge gedraaide schoorsteen op den top
van den zijgevel, zijn tusschen 1835 en 1867 verdwenen.
Deze versieringen bestonden uit dierfiguren op piëdestals,
welke bij den middengevel tot hooge, getorste en met
zigzaglijnen versierde kolommen waren uitgegroeid, ter
vervanging van pinakels. De adelaar, die nu den top
bekroont, is een moderne restauratie. Eveneens van
na 1835 is de wijziging van het linker zijgedeelte,
waarbij men een tweede venster in de eerste verdieping,
rechts, maakte en de bestaande vensters vergrootte.
Ook het sierlijke traptorentje bleef niet ongemoeid,
maar verloor in den loop der tijden zijn steenen
balustrade, waarvan de kraagsteenen nog aanwezig zijn,
en kreeg een nuchter ijzeren hekje er voor in de plaats.
De geheel uit bergsteen opgetrokken gevel vertoont een eigenaardigheid, die veel
bij laat-gothische huizen voorkomt en wellicht aan den houtbouw is ontleend: de hoogere
verdiepingen zijn vóór de lagere uitgebouwd, waartoe de muren bekleed zijn met blind-
bogen, die een dankbaar versieringsmotief opleveren. Een rijk geschakeerd beeldhouwwerk,
waarbij plant- en diermotieven elkaar afwisselen, omspint als kantwerk deze bogen,
zonder aan hun constructieve waarde in den gevel afbreuk te doen. In de versiering is
een vuurslag met St. Andrieskruis opgenomen (o. a. in de linker boogzwikken der
benedenverdieping van het middengedeelte), die, met den keten der orde van het Gulden
Vlies om het manlijk wapenschild, doelen op den schout als dienaar van het Bourgondisch
vorstenhuis. De mlddenvulling der blindbogen bij de benedenverdieping van het linker
zijgedeelte wordt rechts gevormd door een H., waarvan een koord met bellen afhangt,
links door een H. en een P., eveneens door een koord met bellen saamgehouden. De
177