Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Algemeene vergadering te 'S - Gravenhage
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0238

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Bond, en in het algemeen voor de Nederlandsche oudheidkunde, gedaan heeft. De
vergadering betuigt door luiden bijval haar instemming met deze woorden.

Verkoop van cliché's van het Bulletin. — De heer Overvoorde licht de zaak toe
met een herinnering aan het op de vorige ledenvergadering behandelde. De heer van
Stockum verzoekt zijn brief aan het bestuur, waarin hij verslag uitbrengt van zijn
bemoeiingen in dezen, voor te lezen. Aldus geschiedt. In dezen brief verklaart de heer
van Stockum, dat het hem onmogelijk is geweest een juiste schatting van de waarde der
cliché’s te maken, aangezien de uitgever hiervan geen lijst heeft bijgehouden. Hij geeft
in overweging óf het gedane bod nu maar te aanvaarden, óf wel de cliché’s ergens op
te slaan, doch dringt er op aan, dat er voortaan nauwkeurig aanteekening gehouden
wordt van de aan het Bulletin toebehoorende cliché’s. De heer Kalf zou het jammer
vinden, als deze verzameling van de hand gedaan werd. Hij is bereid na te gaan, of er
in het Rijksbureau voor de Monumentenzorg plaats voor te vinden is. De vergadering
keurt goed, voorloopig niet in te gaan op het voorstel van den heer Théonville en het
bestuur deze zaak verder met den heer Kalf te laten behandelen. Het bestuur dankt
vervolgens den heer van Stockum voor zijn advies.

Onder de ingekomen stukken is een verzoek van het „Comité d’art civique” om
de uitgaven van den Bond te ontvangen voor het (tijdelijk in ons land gevestigde)
bibliografisch bureau van het Comité. De voorzitter steunt dit verzoek. De heer van
Puyvelde wijst op het groote belang, dat erin gelegen is, dat men in België leert kennen,
wat in Nederland, bijzonderlijk op het gebied van restaureeren, is geschreven, en beveelt
de aanbieding van een exemplaar van het Bulletin aan de Kon. Bibliotheek te Brussel
aan. Pater Ligtenberg laat niet na een goed woord voor de Leuvensche Universiteitsboekerij
te spreken. Nadat hiertegenover gewezen is op de bezwaren, verbonden aan het kosteloos
afstaan van exemplaren, wordt deze zaak aan het bestuur ter beslissing overgelaten.

Een subsidie-aanvrage voor de herstelling der Ned. Hervormde Kerk te Borne
wijst de vergadering af, omdat de Bond in beginsel aan zulke restauraties geen geldelijken
steun pleegt te verkenen.

Eindelijk vestigt de heer Knuttel de aandacht op het gebrek aan tegemoetkoming
bij de voogden der Groote kerk te Breda ten opzichte van diegenen, die met een
oudheidkundig of artistiek doel dit gebouw herhaaldelijk moeten bezoeken. De heer
Overvoorde, vraagt of wellicht aan de omstandigheid, dat het Rijk de herstellingswerken
aan deze kerk steunt, geen argument tegen de gedragslijn der kerkvoogdij te ontleenen
valt. De heer van Sasse merkt echter op, dat het Rijkssubsidie slechts de uiterlijke
restauratie betreft, niet die van het inwendige. Hij zelfheeft overigens bij zijn oudheidkundige
nasporingen van andere kerkbesturen ook wel eens eene minder coulante bejegening onder-
vonden. Nu hieruit en uit nog enkele te berde gebrachte ervaringen blijkt, dat het geval-Breda
niet alleen staat, besluit de vergadering het bestuur op te dragen ten dezen de noodig
geachte maatregelen te nemen. De heer Kalf meent te weten, dat het in het plan ligt
van Rijkswege bij het verleenen van subsidie zekere voorwaarden te stellen, waardoor

228
 
Annotationen