Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Keuller, L. A. J.: Koorsluitingen, [1]
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0245

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De oude Sf. Pieterskerk te Utrecht heeft in de absis twee rijen vensters boven elkander,
van welke de bovenste op gelijke hoogte ligt als de vensters der — vlak gedekte - middenbeuk.
Wij besluiten daaruit dat de absis insgelijks vlak gedekt is geweest. Onze meening wordt be-
vestigd door de afwezigheid van steunbeeren. De op de hoeken aanwezige steunbeeren reiken
niet hooger dan tot aan den bovenkant van de gewelven der krypta.

De betrekkelijk lage ligging der koorvensters verplichtte den bouwmeester om het
dak der absis lager te leggen dan dat van de beuk. Vooreerst noopte hem daartoe de
finantieele zijde van het vraagstuk, die in de middeleeuwen toch ook wel eene rol zal
gespeeld hebben. Terwijl toch de beuk gedekt moest worden met een dakstoel, wiens

bintbalken boven de gewelven en dus hoog moesten liggen, kon bij de absis het hout-

werk, dat de beplanking van het dak droeg,
onmiddellijk boven den koepel worden aangebracht.

Zoodoende werd een dakstoel gespaard en de

opgaande muren der absis behoefden niet onnoodig
hoog te worden opgetrokken.

Zelfs indien het dak onmiddellijk op den
koepel werd gelegd moest aan de buitenzijde nood-
zakelijk boven den bovenkant van de vensters
tot aan de kroonlijst een volstrekt ongeleed muur-
vak ontstaan. Dat was een aestetisch bezwaar,
waartegen de bouwmeester toch wel bedenking
moest hebben. Het aanbrengen der bekende
dwerggalerij aan de absiden, zooals die zooveel
aan de Rijnsche kerken en ook aan de St. Servaas
te Maastricht en het Munster te Roermond voor-
komt, is een der middelen, zoo niet het middel
geweest om aan dit bezwaar eene voldoende
aestetische oplossing te geven. Men vergelijke met
elkander het koor van de Abdijkerk Laach, en
dat van St. Servaas te Maastricht. (Fig. 4 en 5).

Het was dus zaak om de vensters der
absis hooger te maken. Maar dan moest men
er toe komen om den koepel te wijzigen. En dat is ook geschied. Eene mooie oplossing
van het probleem vinden wij in de ruïne van de kerk van Heisterbach in het Zeven-
gebergte. (Fig. 6). Daar heeft men boven elk der vrij hoog geplaatste vensters laten
oprijzen een eigenaardig, halfcirkelvormig, spits toeloopend en gebogen gewelf. Die
zeven gewelven — wij zullen ze cellen noemen — komen samen in den top van den
gordelboog en vormen met elkander den koepel. De naast elkaar liggende cellen
sluiten met scherpe kanten aan elkander.

Intusschen was de gewelfconstructie langzamerhand veranderd. Wij zullen zeggen
door evolutie. De spitsboog had geheel of gedeeltelijk den half-cirkelvormigen boog

235
 
Annotationen