werd reeds in 1910 hersteld, op zeer goede wijze. De restaurateur de heer C. F. L. de
Wild, oudleerling van Prof. Hauser te Berlijn vertrok echter naar Amerika, en een
opvolger liet zich niet zoo gemakkelijk aanwijzen. Zijn arbeid was mij het beste bewijs
dat een schoonmaak, mits aan alleszins bevoegde handen toevertrouwd, geen gevaar
voor het schilderij oplevert, dat dit integendeel er zeer door wint, wijl de kleuren en
de vormen, de toets en de teekening er weder in eere door worden hersteld.
Wat er met de overige werken van Hals geschieden moest is te lezen in een
lijvig rapport dat de heer C. F. L. de Wild aan de Commissie van Toezicht op het
Stedelijk Museum van Haarlem in 1909 had uitgebracht en dat in zijn geheel in het
(
Fig. 1. Plaatsen met wit aangegeven door C. F. L. de Wild in 1909, waar overschilderingen
onder de vernis waren te bespeuren.
Bulletin van den Oudheidkundigen Bond van het jaar 1910 werd gepubliceerd. Daaraan
had ik dus een zeker houvast.
Verschillende herstellers werden in den loop van de 5 jaren van mijn directeursschap
in de gelegenheid gesteld hun talenten te toonen. De een bleek uitstekend te kunnen
verdoeken, de ander prachtig over te brengen van hout op doek, tot eindelijk in den
Heer D. de Wild de man werd gevonden, wien de reiniging van het Regentenstuk van
het St. Elisabeth’s gasthuis, hetwelk in den slechtsten toestand van alle Halsen verkeerde,
kon worden opgedragen. Hij is een broeder van den naar Amerika vertrokkene, had
onder diens leiding geholpen bij de schoonmaak van de Regenten van het Oude-Mannenhuis
*
246
Wild, oudleerling van Prof. Hauser te Berlijn vertrok echter naar Amerika, en een
opvolger liet zich niet zoo gemakkelijk aanwijzen. Zijn arbeid was mij het beste bewijs
dat een schoonmaak, mits aan alleszins bevoegde handen toevertrouwd, geen gevaar
voor het schilderij oplevert, dat dit integendeel er zeer door wint, wijl de kleuren en
de vormen, de toets en de teekening er weder in eere door worden hersteld.
Wat er met de overige werken van Hals geschieden moest is te lezen in een
lijvig rapport dat de heer C. F. L. de Wild aan de Commissie van Toezicht op het
Stedelijk Museum van Haarlem in 1909 had uitgebracht en dat in zijn geheel in het
(
Fig. 1. Plaatsen met wit aangegeven door C. F. L. de Wild in 1909, waar overschilderingen
onder de vernis waren te bespeuren.
Bulletin van den Oudheidkundigen Bond van het jaar 1910 werd gepubliceerd. Daaraan
had ik dus een zeker houvast.
Verschillende herstellers werden in den loop van de 5 jaren van mijn directeursschap
in de gelegenheid gesteld hun talenten te toonen. De een bleek uitstekend te kunnen
verdoeken, de ander prachtig over te brengen van hout op doek, tot eindelijk in den
Heer D. de Wild de man werd gevonden, wien de reiniging van het Regentenstuk van
het St. Elisabeth’s gasthuis, hetwelk in den slechtsten toestand van alle Halsen verkeerde,
kon worden opgedragen. Hij is een broeder van den naar Amerika vertrokkene, had
onder diens leiding geholpen bij de schoonmaak van de Regenten van het Oude-Mannenhuis
*
246