Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 1.1918

DOI article:
De hall in het woonhuis, [1]
DOI article:
Vantongerloo, Frans; Brandes, Jacobus Johannes: Werk van schilder Frans Vantongerloo: en zijne evolutie
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.29257#0172

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
De verlichting vond plaats door open zijvensters, die in de 12e en 13e eeuw tamelijk
klein waren, maar in de 14e eeuw reeds vrij groot werden gemaakt. Zoo noodig werden
deze openingen met houten luiken gesloten. Pas in de 14e eeuw werden de vensters van
glas voorzien en dan nog maar voor de bovenste helft. Om de kostbaarheid werden
deze beglazingen er uit genomen, wanneer de huisheer met zijn gezin op reis was.
De overdekking der hall bestond zonder uitzondering uit een open houten dakstoel.
Langzamerhand had zich deze ontwikkeld uit den oorspronkelijken dakvorm — het
sparrendak — tot een vrijdragend gebintendak, dat ten slotte zijn triomf vond in het
uit boogbinten en hanebalken samengestelde Hammerbeamdak. Engeland bezit nog vele
voorbeelden van dit middeneeuwsche hall-type. Het grootste en meest zuivere voorbeeld
is wel de bekende Westminster Hall te Londen. Maar daarnaast kunnen wij ook een
zeer goed voorbeeld in ons land stellen en wel de Gravelijke Zaal op het Binnenhof
te ’s-Gravenhage.
Het kleine vertrek bij het Angelsaksische huis, dat het slaapvertrek voor den hoofd-
bewoner en zijn gezin vormde, bleef eeuwenlang ook de eenige kamer buiten de hall.
Wilde men meerdere afgeschoten ruimten, dan maakte men deze door tapijten in de hall te
hangen. Pas in de 13e eeuw kwamen er nieuwe vertrekken bij. Naast de kamer voor den
Koning (King’s chamber) was er nu ook een kamer voor de Koningin (Queen’s chamber).
In de 14e eeuw komt er nog meer splitsing. De kamer voor de vrouwe (Lady’s bower,
later boudoir) wordt naast de kamer van den heer des huizes (Lord’s chamber) een vast
bestanddeel. De laatste wordt nog vergroot en heet nu parlour of with drawing room,
het begin van het latere hoofdvertrek in het Engelsche huis, de drawing room. Ook het
aantal huishoudelijke vertrekken ondergaat een groote verandering.
(Wordt vervolgd.) I J. I

WERK VAN SCHILDER FRANS VANTONGERLOO
EN ZIJNE EVOLUTIE
alles om ons heen groeit, verandert en zich volmaken wil, zal ook het werk
den kunstenaar in zijn verschillende stadia eene ontwikkeling doen zien,
an de hand van het werk van den Belgischen schilder Frans Vantongerloo,
gereproduceerd, is ’t een schoone gelegenheid deze evolutie in het werk
van een schilder aan te toonen.
Er is wel degelijk eene ontwikkeling in de Kunst; haar groote doel is: het bereiken
der Waarheid, haar grondwet. Velen denken, dat de Kunst zich technisch moet ont-
wikkelen, dus slechts in een vervaardigen haar doel zal bereiken. Dit is ongerijmd, de
rijpe kunstenaar zou dan geen schepper zijn, maar arbeider. Ook velen verwarren de
ontwikkeling in de Kunst met die der nuchtere Wetenschap en beweren dan, dat de Kunst
te wetenschappelijk wordt en niet meer aesthetisch blijft. Tóch is wel degelijk wetenschap
noodig bij eene kunstontwikkeling.
Technische ontwikkeling in de Kunst is vakontwikkeling, ambachtsontwikkeling. Weten-
schappelijke ontwikkeling in de Kunst is hare ontwikkeling samengaand met eene ont-
wikkeling der kennis van de natuurbegrippen; niet de kennis van een stuk der Natuur,
maar van geheel haar wezen, en dit is één met de zuivere Waarheid, welke de Kunst
als grondwet heeft. Wetenschap en Natuur hebben dan ook dezelfde grondbegrippen. *)
Zij hebben de Eenheid als wet en gehoorzamen deze, beiden willen zij de zuivere
*) Wetenschap moet hier niet begrepen worden als die der herleidingen van Natuur, maar als grondbegrip
van Natuur.


160
 
Annotationen