Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 1.1918

DOI Artikel:
Lijdsman, Piet: Levende kunst
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.29257#0232

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
LEVENDE KUNST

ANNEER in deze sombere dagen, waarin alle denken en alle daden zijn gericht
op leniging van de allerergste nooden, naar middelen om staande te blijven
te midden van deze economische ontwrichting, wanneer in deze energie-
verspillende tijden de architecten zich niet ten volle kunnen ontplooien, hunne
scheppingen niet kunnen uitleven en omzetten in de werkelijkheid, wat zullen zij dan,
wanneer zij hunnen medewerker, den beeldhouwer, in de werkplaats gaan bezoeken,
dien gelukkige benijden, die, wat er ook om hem geschiedt en misschien juist temeer
daardoor, zich stil kan terugtrekken in zijn atelier en daar in die ruimte alles vindt om
’t geen hij als kiem in zich draagt, iets waarvan hij de herinnering behield, ’n houding,
’n beweging, 'n uiting, iets wat hem interesseerde, wat hem trof, met volle overgave
in de gewillige klei, het kernachtige hout, den stuggeren steen te kunnen ontwikkelen.
Hoe worden wij dan gepakt door dat rustelooze vermogen, steeds frisch en ongebreideld
in geniale knepen, tikken en toetsen nieuwe ontroeringen vast te leggen; door die vele
schetsen in geestelijken overmoed of hartstochtelijke oplaaiïng ontstaan, door al dat
zinrijk werk, waar met verbeeldingsdurf en overtuiging in eigen stijl van eigen tijd,
beeldende vorm is gegeven, aan al, wat leeft en beeft in kunstenaarsziel.
Hoe genieten wij van eenig geestig studiewerk, waarin spontaan, pikant, met enkele
brutale streken, schijnbaar ruw, in werkelijkheid echter fijngevoelig en intens, nu eens
de tragiek van menschenbestaan trilt, dan weer oplaait een brok levenslust en overmoed;
hoe gevoelen wij mede, de ironie van vluchtige doch innerlijke observatie of leven we
mee de stille smart, die leeft in droeve, tragische figuren.
Een van die gelukkigen en benijdenswaardigen is de jonge beeldhouwer Van Lunteren,
wiens werk op de tentoonstellingen der laatste paar jaren zeer de aandacht trok.
Van Lunteren houdt er van, snelle voorbijgaande bewegingen, momenteele indrukken
vast te leggen; hij doet dit sensitief, zonder maniërisme, met heel veel succes, en waarin
ook zijn stemmingen tot uitdrukking komen, steeds toont hij de stof volkomen meester
te zijn. Al naar den aard van het materiaal, dat hij gebruikt, boetseert hij met zeer
beweeglijk rhythme, dartel, soms grillig, echter nimmer bizar, de studies, de schetsen in
klei, steekt hij, nu eens afgerond, soepel, met teere contouren, dan weer kernachtig,
kantig, karakteristiek de figuurtjes in koromandelhout, of hakt hij sterk gestyleerd met
verwaarloozing der kleine details in de gebonden moeilijk te bewerken materialen als graniet.
En dit is wel een van zijn eigenaardigheden: hij snijdt en hakt zijn kleine figuurtjes
onmiddellijk in het bestemde materiaal, zonder zich te bedienen van vooraf uitgewerkte
modellen in klei en komt zoo tot het bijzondere modelé, dat zoozeer in zijn werk opvalt.
In welk materiaal ook, hij geeft met zekere techniek, soms onaf en onzeker, echter
met sterk uitgesproken psyche, steeds iets, dat warme belangstelling wekt, iets, waarvan
men de herinnering bewaart, waarin men reflexies van eigene gedachten ontmoet, iets,
met al dat wondere, dat ware kunst kenmerkt.
Hij tracht ons niet om den tuin te leiden met gezwollen-toelichting behoevende
abnormaliteiten; over al zijn werk ligt een innige stemming, ’t overtuigt; de vorm, waarin
hij zich uitleeft, ontroert, ’t is zuivere levende kunst van ’n zuiver beeldend kunstenaar.
Bij Van Lunteren leeft ook sterk de trek naar het monumentale, hij denkt zich zijn
figuren innig met de architectuur verbonden, hij doet dat voldoende geënerveerd om te
boeien, genoeg gedetailleerd om te spreken, met genoeg bepaalds en met niet te veel
onbestemds om in breed verband en hechte samenwerking de architectuur te dienen en
te vermooien.
„Beeldhouwwerk is een dualisme: aan den eenen kant streeft het naar de abstractie


220
 
Annotationen