Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 1.1918

DOI Artikel:
De hall in het woonhuis, [2]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.29257#0192

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE HALL IN HET WOONHUIS (VERVOLG VAN BLADZ. 160)

et is een karaktertrek van den Engelschen plattegrond, een karaktertrek,
die tot op het oogenblik bewaard is gebleven, dat daarin een groote ruimte
is toebedeeld aan de bijlokalen.
Al heel vroeg zien we naast de keuken en den kelder de vleeschkamer
(larder) en voorraadkamer (servery) ontstaan. Die voorraadkamer werd later weer in
afdeelingen gesplitst, n.1. voor dranken (buttery), voor levensmiddelen (pantry) en voor
oliën en kaarsen (chandlery). Omdat de heer ook had te zorgen voor de kleeding van
zijn personeel, was tevens de kleermakerij en de kleederbewaarplaats van niet geringen
omvang. Al die huishoudelijke vertrekken lagen terzijde van de hall en konden vandaar
uit gemakkelijk bereikt worden.
In de 14e eeuw kwam er in de inrichting der huizen, behalve verschillende verbeteringen
in details, weinig verandering.
Eerst in de 15e eeuw, het tijdperk van de uitvindingen en ontdekkingen, kwamen
onder invloed der gansche gewijzigde levensverhouding belangrijke veranderingen in den
plattegrond van het woonhuis te voorschijn. Die veranderingen deden zich in de aller-
eerste plaats kennen in de hall. Bij een grootere uitbreiding der woon- en bijvertrekken
verloor de hall meer en meer in beteekenis. Tot nog toe was de hall de zuivere
afspiegeling geweest van de feodale idéé. Slechts door den grooten stoet van knechten,
soldaten en lijfeigenen had zij bestaansrecht. Maar door afschaffing der lijfeigenschap,
door verandering der strijdwijze, als gevolg van de uitvinding van het buskruit, waardoor
de permanente schaar van krijgsvolk overbodig werd, moest de hall door ontvolking
van het huis wel in beteekenis achteruitgaan. Tot in het midden van de volgende eeuw
bleef zij echter nog steeds het hoofdvertrek. In ’t algemeen diende zij slechts als eetzaal,
maar door haar aanzienlijke grootte en ongewijzigde uitvoering bood zij een uitstekende
gelegenheid tot het geven van partijen en feesten. De bedienden worden nu ook elders
ondergebracht (dormitory) en de slaapkamers voor de leden van het gezin vindt men
op de eerste verdieping.
Ook de keuken wordt nu in het organisme van het huis opgenomen en, alweer omdat
het personeel niet meer zoo uitgebreid is, kunnen sommige bijvertrekken tot één ruimte
worden saamgebracht.
Was alzoo onder de regeering van Hendrik VIII al een tijdperk van bloei ingetreden,
onder koningin Elisabeth doorleefde het land een periode van bloei en luister als in de
latere geschiedenis zelden meer valt aan te wijzen. De alom heerschende rijkdom had
tengevolge dat door het geheele land de grootste en schoonste huizen werden gebouwd.
Niet weinig bracht daartoe bij de gewoonte der koningin, om telken jare een rondreis
door het land te maken en bij de adelijke families bezoeken af te leggen. Het werd
een wedstrijd de landsvrouwe in het fraaiste huis te kunnen ontvangen. Een ieder wilde
de prachtigste villa, het grootste park, de rijkste galerij. Het was een goede tijd voor de
architecten. De opdrachten werden zoo ruim mogelijk gesteld en het geld werd niet ontzien.
Als vanzelf bracht deze toestand een groote verandering in de inrichting van het huis
mee. Er ontstond, wat in de geschiedenis als Elisabeth-stijl bekend staat.
Heerschte er tot dat oogenblik nog een strijd tusschen het Gotische (middeneeuwsche)
principe en het Renaissance (moderne) begrip, al onder Hendrik VIII, maar definitief
onder Elisabeth werd deze strijd volstreden en werd met de Gothiek afgedaan. Toch
kan men niet zeggen, dat de Renaissance, zooals wij die kennen uit Italië, een sterken
invloed op de Engelsche vormgeving heeft uitgeoefend. Wel hebben de Hollanders, die


180
 
Annotationen