Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 1.1918

DOI Artikel:
Vantongerloo, Frans; Brandes, Jacobus Johannes: Werk van schilder Frans Vantongerloo: en zijne evolutie
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.29257#0176

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
In het werk van Frans Vantongerloo ziet men eenige stadia van een kunstontwikkeling.
Van het materialisme (de uitbeelding der uiterlijke vormen) afwijkende, komt hij tot het
impressionnisme (de weergave van een oogenblikkelijke stemming) en streeft om zich verder
te ontwikkelen. Men kan dit het best zien in de drie
portretten: het portret van J. S., waar hij als kranig waar-
nemer het object weergeeft, doch slechts een bewijs geeft
van vakkennis; het portret van G. V. is verder naar het
impressionnisme gaand en in het laatste portret van B. d. M.
ziet men den overgang, waar nog het impressionnisme in
doorstraalt, hoewel hij zich reeds van den verschijningsvorm
los maakt. Ook is deze overgang merkbaar van het stilleven
tot Volendamsch werk, in het naakt figuur tot landschap
en bloemveld. Wanneer Vantongerloo meer van het absolute
zich zal bewust zijn, zal hij zich geheel van het impres-
sionnisme vrij maken, de verschijningsvorm zal hem niet
meer hinderen en hij zal zuiver scheppend zijn. In zijne penseelteekeningen heeft hij
zich vèr weten los te maken. Hij geeft alleen de ontroering weer door lijnverhouding.
(In penseelteekening no. 1). Wanneer deze verhoudingen nog volmaakter zullen gegeven
worden, zal zijn werk nog meer bij het ware komen; een absoluut bewust zijn is een
absolute schepping.
Men kan in deze stadia de ontwikkeling in het werk van Vantongerloo duidelijk
waarnemen en er de werkkracht van dezen kunstenaar in zien; eene ontwikkeling, die
zich nog uitbreiden zal.
Veel verwachten we nog van dezen strevenden kunstenaar. ROLF.
Gaarne voegen wij bij bovenstaande gedachten nog «en enkel woord. Waar zij de
kern der zaak raken en weergeven, moge een enkel détail hen aanvullen.
Wetenschappelijke ontwikkeling in de kunst, ze wordt mooi getypeerd in de oude
spreuk: waar de fantasie (des schilders talent, inspiratie
en innerlijk gevoel) de richting aangeeft, moet de rede
(de wetenschap der wetten, feiten en verschijnselen
van de Schepping, der materialen en techniek) het
stuur houden.
Maar aan de andere zijde, het bereiken van deze
kern is alleen te volbrengen na een doorgraving van ’t
omhulsel, waarin ze besloten ligt: onkunde, onervaren-
heid, conceptie, vooroordeel, oppervlakkigheid, eerzucht;
door een geweldigen arbeid van ontwikkeling •— afwik-
keling, zooals v. d. Pek 't zoo schoon zegt in zijn voor-
dracht over bouwkunst — zal de kunstenaar ten laatste
bereiken deze kern: het met wijsheid scheppen van nieuwe schoonheid, rustend op de
eeuwige wetten van ’t Heelal en onbeïnvloed door de veranderlijke stemmingen van
hem-zelve en van de zichtbare verschijningsvormen der natuur.
Dit is het hoogst bereikbare voor den mensch-kunstenaar. C. B.
In het Julinummer was bij de repreducties van het werk van Jan Wils een trappenhuis met traplicht,
waarin glas in lood, van Theo v. Doesburg. Omtrent deze belangrijke moderne kunstuiting kunnen we
verwijzen naar het „Bouwkundig Weekblad’' van 1 September, waarin een artikel voorkomt over ’t werk
van Doesburg van de hand van den architect J. J. P. Oud.



164
 
Annotationen