Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 1.1918

DOI article:
Hoste, Huib: Werk van I. Geuer
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.29257#0251

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
moet dan ook beschilderd worden, tenzij het bloot laten van enkele deelen glas bedoeld
zou zijn om sterke contrasten te doen ontstaan. In geen geval mag de beschildering
aangewend zijn om aan het glas een zekere patine te geven: zoo aardig een natuurlijke
patine is, zoo onverdragelijk is er een artificiëele.
Wie dus het werk van een glasschilder beoordeelen wil, zal zijn aandacht opvolgentlijk
aan het glas moeten wijden, aan het lood en aan de kleur, en ten slotte aan de beeldende
werking, welke hij met deze middelen zal bereikt hebben.
Bij de volgende korte regels over het werk van den glasschilder Geuer, zullen wij
de kleur buiten beschouwing laten, zijnde een factor die op de afbeeldingen niet na te
gaan is; foto’s maken van glaswerk is uitermate lastig, omdat de kleuren niet volgens
hun echte waarde op de plaat terecht komen; de kleurenwaarde is er soms zoo anders,
dat een foto een verkeerde gedachte van het werk kan geven. Daarom hebben wij hier
liever de werkteekeningen van den kunstenaar laten reproduceeren; zoo kunnen wij ook
het glaseffect achterwege laten.
Hetgeen ons direct opvalt, en wel door een ieder zal beschouwd worden als een
hoopvolle aanwijzing, is de evolutie, waardoor het zich hier gereproduceerde werk
kenmerkt. Wie het glas, Christus op den Olijfberg vcorstellend, bekijkt (blz. 9), zal
er zeker en vast een neiging tot het monumentale in zien, dat zich uitspreekt in de
groote omtreklijnen, waarbinnen zich niets dan vlakken bevinden; wezen en handen
zijn daarentegen nog te naturalistisch, en de plant, welke den voorgrond vult, doet te
veel aan gothiek denken en laat te duidelijk zien, dat het hier gaat om een louter decoratief
ding, om mooimaken. In de werkteekening voor het offer van Isaac voor de Engelenkerk
te Den Haag (blz. 10), valt het op, dat de omtrek van den Abrahamkop, het onderdeel
van het wezen alsmede de hand, aanleiding zijn geweest tot het scheppen van grootere,
minder accidenteele lijnen, dan bij het vorige werk. Ditzelfde streven zien wij bij de
aanbidding der Wijzen, een later werk voor Leeuwarden, waarvan wij op blz. 11 de
werkteekening en op blz. 12 het uitgevoerde glas reproduceeren. De beste brok ervan lijkt
ons de middelste Wijze te zijn; is de bovenste niet wat theatraal en ook te naturalistisch,
terwijl bij de onderste de groote lijnen slap aandoen? De rijk bewerkte rand van Maria’s
kleed werkt storend, omdat hij in het geheel een kleinere schaal brengt dan deze der
overige partijen, welke de kunstenaar alle wist groot te houden, den achtergrond
uitgezonderd; bestaat deze niet uit willekeurige stukken glas, die noch met een werkelijke
constructie van glas in lood, noch met de lijnenbeelding iets te maken hebben?
Hier ook treedt bizonder op den voorgrond het hinderlijke van een voorstelling,
welke zich niet tot een vak van de ramen bepaalt, maar over twee vakken loopt en
door een gemetselde spijl doorsneden wordt. Dit is zeker en vast gebrek aan aansluiting
bij de architectuur, aan monumentaliteitsgevoel.
De verrijzenis (blz. 11) vertoont meer eenheid, al werken enkele gedeelten van den
achtergrond, het rotsgraf voorstellend, hinderlijk; alles is nu ook strakker geworden en
meer beheerscht. De kunstenaar zoekt niet alleen een voorstelling met behulp van zekere
stoffen te verwezenlijken, hij tracht ook een spel van lijnen te doen ontstaan, dat met
het bindlood uitgevoerd tot werkelijke schoonheid kan leiden. Dit mocht hij echter nog
niet volledig beheerschen; er ontstaat een zeker gemis aan evenwicht, dat heelemaal
verdwenen is in een volgend werk, de 24 staande figuren in de kerkvensters te Beverwijk.
Doch daarover een volgende maal, hopen wij, met de noodige foto’s. Het zij ons
voldoende hier met de tekortkomingen van dit werk aangetoond te hebben, dat Geuer
een zoeker is, die vast en zeker zijn ideaal zal weten te benaderen, omdat hij zich met
het eenmaal bereikte niet tevreden stelt. Dit is het begin der wijsheid,
HUIB HOSTE
239
 
Annotationen