Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Het Mauritshuis: 1822 - Januari - 1922
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0016

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
HET MAURITSHUIS

5

HET MAURITSHUIS.

1822 — JANUARI — 1922.

Le museé de la Haye est un des plus remarquables
de 1’Europe, non par le nombre de ses tableaux,
mais par leur qualité.

V. de Stuers.

Honderd jaren is het geleden, sinds het Koninklijk Kabinet van Schilderijen
in het voormalig paleis van Maurits den Braziliaan werd gevestigd en aldus een
der gelukkigst denkbare vereenigingen begon van oude kunst met een oud gebouw.
Tevens beteekende deze huisvesting den aanvang eener ontwikkeling, welke de
verzameling deed groeien van een bekend kabinet tot een wereldvermaard museum,
dat geen waarlijk kunstgevoelige onbezocht laat en welks meesterwerken zoo geliefd
zijn, dat ze allengs over heel de beschaafde wereld beroemd zijn geworden.

In 1822 telde het kabinet 274 oude schilderijen. Thans, na honderd jaren, is
dit getal meer dan twee maal zoo groot ‘), is ook de tentoonstellingsruimte meer
dan verdubbeld en is de kwaliteit van het geheel tot hooger gehalte opgevoerd.

Een korte herinnering aan dit zóóveel beteekenend eeuw-bestaan scheen in
dit jaarboek op hare plaats. Heel de geschiedenis van de verzameling in die periode
te geven, kan evenwel niet de bedoeling zijn: men vindt trouwens het voornaamste
in de inleiding tot den Catalogue Raisonné (2e dr. 1914), terwijl bovendien over
Bredius’ directeurschap mag worden verwezen naar ons opstel in het Bulletin
van 1909 * 2).

Van Bredius’ aanwinsten, van zijn ongeëvenaarde bruikleenen geniet dagelijks
ieder bezoeker, en de geheele tijd van zijn beheer ligt nog versch in het geheugen,
evenals de veranderingen der laatste twaalf jaren, toen het gebouw opnieuw werd
gerestaureerd, toen o. a. de prachtige Steengracht-aankoopen en geschenken van
particulieren het Kabinet kwamen verrijken, terwijl de groote doeken van Goltzius,
Cornelis van Haerlem, Heemskerck, Rottenhammer enz. naar elders verhuisden om
de kabinetskunst meer tot haar recht te doen komen.

Over dit alles willen wij dus nauwelijks spreken, en ons liever in hoofdzaak
bepalen tot den gang van zaken vóór 1890.

De opening van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen in zijn nieuwe
behuizing — in de eerste dagen van Januari 1822 — moet voor den toenmaligen
Directeur, Jhr. Mr. J. Steengracht van Oostkapelle, een groote voldoening zijn geweest.

') Het Kabinet bezit thans 592 kunstwerken in eigendom en 43 in bruikleen. Van den eigendom
zijn 454 kunstwerken tentoongesteld en 138 uitgeleend of in depót.

2) Verder zijn er de jaarverslagen en een uitgebreide detail-literatuur. Wij verwijzen b.v. naar
Dr. H. Schneider’s opstel over de verzameling Reghellini in Oud Holland 1917, blz. 40 volgg., als bijlage
bij diens opstel „Raffaël und Lievens”.
 
Annotationen