Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI Artikel:
Krom, Nicolaas J.: De nederlandsche oudheden in den Molukken
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0071

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
60 DE NEDERLANDSCHE OUDHEDEN IN DE MOLUKKEN.

DE NEDERLANDSCHE OUDHEDEN IN DE MOLUKKEN.

I.

De zorg voor de Nederlandsche monumenten in Oost-Indië is opgedragen aan
den daar bestaanden Oudheidkundigen Dienst. Aldus werd bepaald in 1913, maar
wanneer men een dier monumenten bezoekt, moet men, op zeer enkele uitzonderingen
na, constateeren, dat van die zorg niet het minste blijkt. Een toestand, die wel
betreurenswaardig, maar toch zeer verklaarbaar is. Genoemde Dienst toch is in de
plaats getreden van een tot 1913 functioneerende Oudheidkundige Commissie, die
uitsluitend met de Hindoe-oudheden was belast, en bij den opzet van den nieuwen
diensttak en de berekening van het benoodigde personeel werd uitsluitend aan die
Hindoe-oudheden gedacht, die dan ook zeker het allereerst voor verzorging in aan-
merking kwamen. Wel was, vooral tengevolge van Mr. Overvoorde’s reis in 1911 '),
het besef ontwaakt, dat ook voor de Nederlandsche oudheden iets gedaan moest
worden, maar men had daarmede andere plannen: nadat eenige der meest urgente
gevallen, o. a. het fort Speelwijk te Bantam, door het Departement der Burgerlijke
Openbare Werken onder handen waren genomen, zou verder het advies worden
gevolgd van een drietal tot een nieuwe commissie te vereenigen ambtenaren, den
Directeur van bovengenoemd Departement, den Voorzitter der Oudheidkundige
Commissie, en den Landsarchivaris.

Toen nu echter de voorstellen tot de organisatie van een Oudheidkundigen
Dienst ter bevoegder plaatse behandeld werden, bleek de Gouverneur-Generaal van
oordeel, dat als er nu eenmaal zulk een dienst was, deze ook over alle oude
monumenten zou moeten gaan, een beslissing die practisch vooral van belang was
voor de Nederlandsche oudheden, want Mohammedaansche zijn er slechts zeer
weinig * 2). De plannen werden dus dienovereenkomstig gewijzigd, maar men bepaalde
zich tot het vermelden van de drie soorten van oudheden in het desbetreffend
Gouvernements-Besluit, en hield het oog — en de beurs! —• gesloten voor de con-
sequenties, die deze verandering noodzakelijkerwijze hebben moest met betrekking
tot organisatie en personeel. De gevolgen waren te voorzien, de Dienst, slechts be-
rekend op de Hindoe-oudheden, kon met den besten wil geen voldoende aandacht
wijden aan de overblijfselen uit den Compagniestijd, en al heel spoedig moest de
dienstchef een voorstel tot uitbreiding doen. Nauwelijks was dit ingediend, of de
oorlog brak uit en daarmede verdween de kans om de nieuwe plannen te verwezenlijken.

Zoo is het tot op dezen dag gebleven. De Dienst vervult zijn taak ten opzichte
van de Hindoe-oudheden, maar moet zich in het algemeen daartoe beperken. In
speciale gevallen wordt ook ten behoeve van de Nederlandsche oudheden wel eens
ingegrepen, op verzoeken tot afbraak of verbouwing van aan den Lande behoorende
oude gebouwen wordt geadviseerd, enkele foto’s worden genomen, maar daarbij blijft

') Zie daarover dit Bulletin, 2e serie, V (1912) p. 146—149.

2) De Chineesche zijn eerst later toegevoegd.
 
Annotationen