Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI article:
Medeeelingen en korte berichten
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0105

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
94

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN.

OFFICIEELE MEDEDEELINGEN.

Bondsvergadering van 17 Decem-
ber 1921 te Amsterdam. Ter bespreking
van het rapport der museum-commissie hield de
N. O. Bond den 17 Dec. 1921 een algemeene ver-
gadering in de zaal van Heystee Smit te Amsterdam.
Aanwezig waren de volgende leden: Kalf, Has-
linghuis, Hoefer, Coster, Hofstede de Groot, Teding
van Berkhout, Neurdenburg, Bouricius, v. d. Leeuw,
Feith, Roorda, Dingemans, Honig, de Josselin de
Jong, Krom, van Haeften, Visser, G. Labouchère,
van Notten, Engelen, F. Hudig, Korevaar-Hesse-
ling, Byvanck, de Gelder, N. Hudig, van Erven
Dorens, Vogelsang, v. d. Pluym, van Gelder.

De voorzitter, de heer Kalf, opent de vergadering
met een kort inleidend woord en begroet de
sprekers, de heeren A. Plasschaert en F. Hudig.
De heer Plasschaert krijgt dan het woord om „En-
kele opmerkingen van algemeenen aard” over het
rapport te maken. Vervolgensgeeft de heer Hudig zijn
beoordeeling van dit rapport '). Aangezien beide
reden in druk zijn verschenen, wordt er hier geen
verslag van gegeven.

Na een korte rustpoos zegt de voorzitter, dat
hem is gebleken, dat verschillende aanwezigen
de beide redevoeringen gaarne eerst in extenso
voor zich willen zien, alvorens zij de gemaakte
opmerkingen beantwoorden. Daar het bovendien
reeds vrij laat is geworden, stelt spr. voor bin-
nenkort (als de inleidingen gepubliceerd zijn)
wederom te vergaderen en dan op een vroeger
uur te beginnen. De vergadering keurt dit goed
en besluit de volgende bijeenkomst op 14 Jan.
1922 te Utrecht te houden * 2).

De voorzitter zegt, dat hij niettemin gaarne het

') Er zijn nog -J- 40 ex. van de gedrukte
inleidingen voorradig (op aanvrage kosteloos ver-
krijgbaar bij den secretaris).

2) Wegens ziekte van verschillende leden is
de vergadering van 14 Jan. tot nader aankon-
diging uitgesteld.

woord zal geven aan degenen, die reeds thans
iets in het midden willen brengen.

De heer Roorda wenscht in het kort de houding
der museumcommissie uiteen te zetten, zooals hij die
ziet. Tot hoofdtaak stelde zij zich de oplossing van de
vraag ;Hoe zullen wij de bestaande objecten op-
nieuw groepeeren, opdat het publiek er zooveel mo-
gelijk baat bij hebbe. Het komt spr. voor, dat zij
hierbij (zonder het uit te spreken) het publiek in 3
psychologisch onderscheiden groepen indeelde:

1. de beoefenaars der wetenschap — voor dezen
zijn de studie-collecties bedoeld;

2. de groote menigte van algemeen (verstande-
lijk) ontwikkelden, die verrijking van kennis,
maar ook wel eenigszins van gemoedsleven, zoeken
voor dezen de historische (ook cultuur histori-
sche) verzamelingen, het Ethnogr. museum e.d.

3. degenen, die emotioneel genot willen beleven.

Groep 1 en 2 hebben, tegenover 3, dit gemeen-
schappelijks: dat voor hen de plaats, die het
object inneemt in een „ontwikkelingsreeks” den
doorslag geeft. Deze scheidingslijn dient goed in
het oog te worden gehouden, als men wil begrijpen,
wat de commissie wenschte.

De heer Byvanck corrigeert een tweetal op-
merkingen van den heer Hudig.

De heer Monnikendam, ofschoon geen lid van
den Bond, vraagt en krijgt verlof de vraag te
te stellen: worden de beeldende kunstenaars

eigenlijk wel gewenscht in den museumraad?

De voorzitter zegt, dat deze vraag rechtstreeks
tot de museumcommissie is gericht; als de heer
Monnikendam ter volgende vergadering aanwezig
wil zijn, zal hij daar misschien inlichting krijgen,
die hem bevredigt.

Dan sluit de voorzitter de vergadering.

De secretaris,

E. J HASLINGHUIS.

Jhr. B. W. F. VAN RIEMSDIJK.

De Heer van Riemsdijk is heden afgetreden als
hoofddirecteur van ’t Rijks Museum, Directeur
 
Annotationen