Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI Artikel:
Hudig-Frey, Margarete: Een marmeren relief in het nederlandsch museum voor geschiedenis en kunst
DOI Artikel:
Neurdenburg, Elisabeth: De twee majolica-tegels uit het refugium van de abdij van Aduard in de stad Groningen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0181

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
170

DE TWEE MAJOLICA-TEGELS UIT HET REFUGIUM VAN

men den aureool met het kruis. De aureolen, de zoomen der gewaden en de ornamenten
aan de schoenen waren oorspronkelijk verguld.

De groep heeft den vorm van een driehoek met scherpen tophoek en is ongeveer
35 c.M. hoog. Zij is ingelaten in een rechthoekige marmeren plaat van ca. 33 bij
41 cM. De samenstelling der twee stukken marmer is waarschijnlijk reeds in de
werkplaats van den kunstenaar geschied.

Over het oorspronkelijk gebruik van het relief valt met zekerheid niets te
zeggen, waarschijnlijk was het voor intiem gebed binnenshuis bestemd.

MARG. HUDIG-FREY.

DE TWEE M AJOLIC A-TEGELS UIT HET REFUGIUM VAN DE
ABDIJ VAN ADUARD IN DE STAD GRONINGEN.

Toen de kunstlievende abt van Aduard, Joannes Rekamp, die zich de 30ste
in de rij van de Aduarder abten noemt, in den jare 1547 het refugium, dat de
abdij in de stad Groningen bezat, liet restaureeren en verfraaien, heeft hij de
herinnering aan die restauratie vastgelegd door het inmetselen van twee kleurige
majolica-tegels. Deze beide tegels, de eene met het wapen van Aduard, de andere
met het wapen van den abt zelve, zijn bijna 350 jaar later, in 1892, in bruikleen
van H. H. Voogden van het Aduarder gasthuis te Groningen, uit het gebouw in de
naar de monniken genoemde Munnekenholm, het latere Aduarder gasthuis, over-
gebracht naar het Museum van Oudheden voor de provincie en de stad Groningen;
zij worden er thans in een vitrine in een der benedenzalen bewaard.

Het zijn de aan ceramiekliefhebbers zoo wel bekende tegels, die door de
kracht van hun kleuren en de verzorgdheid der teekening bewondering wekken, maar
die al even geheimzinnig als bewonderenswaardig waren.

Waar de abt Joannes Rekamp de tegels had laten maken was maar niet zoo
te zeggen. Wel bezat de Aduarder abdij een „pannen- ende tyegellwarck” te Roden.
En het is dan ook wel zeer belangrijk te weten, dat, terwijl wij zoo heel weinig
schriftelijke gegevens over de vroege aardewerkbakkerijen hebben, er juist een acte
is bewaard gebleven, waarbij het recht om „cley- offt potteerde” te graven „verhuurd”
wordt aan Johan Recamp, abt van Aduard. Maar wij kunnen hier nog niet denken
aan het vervaardigen van majolica-tegels. Het zijn wel zeker de met loodglazuur
overtrokken relieftegels, van de soort die men ook onlangs weer in den grond van
het nog bestaande gebouw van de abdij in zoo groote hoeveelheid heeft gevonden,
en natuurlijk ook potten en pannen, welke in het „pannen- ende tyegellwarck” van
de Aduarder abdij te Roden ten tijde van dezen abt werden gemaakt ‘).

’) Men meent zelfs dat de gevonden tegels nog van heel wat ouderen datum zullen zijn dan
van den tijd, waarin de abt Joannes Rekamp „cley- oft potteerde” liet graven, d.i. 1531. We kunnen
dit hier in het midden laten, maar nemen voor de curiositeit eenige regels uit den tekst van het
 
Annotationen