Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI Artikel:
Mosmans, Jan: Bouwgeschiedenis der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch [2]: Rekonstructie der romaansche kerk
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0030

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BOUWGESCHIEDENIS DER St. JANSKERK TE ’s-HERTOGENBOSCH 19

BOUWGESCHIEDENIS DER ST. JANSKERK TE
’s-HERTOGENBOSCH.

2e HOOFDSTUK ').

RECONSTRUCTIE DER ROMAANSCHE KERK.

Onderzocht op het gebruikte materiaal, (in hoofdzaak baksteen) en naar zijn
sierende deelen, (in de raamomlijstingen o.a. een ring in plaats van een kapiteeltje)
enz. riep de St. Janstoren ons de jaren 1230 tot 1245 in de gedachten als meest
vermoedelijk tijdperk van zijn ontstaan. Deze op stijlcritiek gegronde dateering
strekt zich niet verder uit dan tot den toren. De kerk, die aan zijn voet lag, was
ouder, wellicht een kwart tot halve eeuw vroeger gebouwd. Dit maakt men op uit eene
Hertogelijk-Bisschoppelijke overeenkomst van 1222, waarin, zij ’t ook zijdelings, van
eene kerk te ’s-Hertogenbosch melding wordt gemaakt* 2), een godsgebouw, dat
men niet moet aanzien voor eene kapel van den Hertog aan de markt of even buiten
stads „Cuijpe” gelegen 3), maar voor het gewone bedehuis der burgerij, hetwelk zich
op de eigen plaats verhief der tegenwoordige stedelijke hoofdkerk.

Aan eene wedergave-in-lijnen dezer aanvankelijk zonder toren4) gebouwde
Romaansche kerk is deze paragraaf der bouwgeschiedenis gewijd. Want er bestaat
verband tusschen haar en de nagekomen Gothische Collegiaalkerk en Kathedraal.
Niet dat de Romaansche systematisch is uitgelegd. Het bouwkundig verband
is veel losser en meer toevallig. Dit is alles: Toen het primitieve ’s-Hertogenbossche
bedehuis, niet lang na 1300, door een grootere en fraaiere kerk was vervangen,
heeft men de laatste rest Romaanschen muur van het kerkschip, (die om de een
of andere reden was blijven staan), tot steun laten dienen aan een gedeelte zijbeuk
van het nieuwe spitsbogige werk. Zoo bleef er een toevallige steenen schakel voor
de komende tijden over, in den vorm van een nog aanwijsbaar klein muurvak, dat
men de eenige bouwkundige rank zou kunnen noemen, waarmede de XlIIe eeuwsche
St. Jan zich aan de XlVe eeuwsche en zoo weer aan de huidige vaststrengelt.
(Plaat IX).

■) Zie: Bulletin Oudh. B. XII (1919), blz. 52 e.v.

2) .... Allodium suum de Orten cum Bus co.... excepta curia sua et atrio ecclesiae.

(Miraeus, Op. Dipl. III. 83).

3) De Brabantsche Hertog had in en nabij ’s Hertogenbosch twee verblijven, gewoonlijk genaamd
„De Zwaan” en „Het Hof van Braband”. De bouwkundige schikking beider huizingen is mij, door
vroegere toevallige opgravingen, eenigszins bekend geworden. Daarbij vond ik echter niets, dat mij op
eene kapel of kerk met atrium wees. Integendeel zou ik in beider grondplannen moeilijk eene plaats-
ruimte als daarvoor gediend hebbende, kunnen aanwijzen. Ik wijk hier af, o.a. van Mr. A. C. Bondam,
De Ortensche Verwikkelingen, blz. 38.

'*) Ook thans gelden nog practische en financiëele redenen, om met de kerk te beginnen, en
den toren uit te stellen.
 
Annotationen