Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI Artikel:
Mosmans, Jan: Bouwgeschiedenis der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch [2]: Rekonstructie der romaansche kerk
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0042

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BOUWGESCHIEDENIS DER St. JANSKERK TE ’s-HERTOGENBOSCH 31

onderbroken en een andere bestemming erlangde. Zoo kom ik voor de Hertogstad
(als reeds hiervoor betoogd) tot een 300 voet breed en 800 voet diep atrium, een
uitgestrekt veld, dat met zijn lengte-waarde het Maastrichtsche atrium overtreft;
eene ruimte met een steenen muur omgeven, minder waarschijnlijk met een door-
nen haag1) afgebakend; een plein dat in den Bosschen volksmond het Vrijthof2)
kan geheeten hebben. Afgaande op het afgerond getal van 800 3) voet diepte, meen
ik te mogen veronderstellen, dat bij den aanleg het idee voorop stond, het atrium
gelijkelijk aan de twee middeleeuwsche machten toe te bedeelen, en dat dus
op de eerste 400 voet diepte het kerkgebouw zou domineeren, zooals het op de
tweede 400 voet schepenbank, vierschaar (en schavot ?) moesten doen. Dit tweede
gedeelte stond dan vermoedelijk door eenen uitgang (zie plaat XIV bij e) met eene
stadspoort in de Colpertstraat in verbinding.

3) De Bossche parochie heeft den grond van kerk en kerkhof óf in absoluten
eigendom bezeten (jus proprietarium) of eeuwig en erfelijk in gebruik ontvangen,
(jus hereditarium) ófwel er heeft ten dien aanzien een niet in rechten geregelde
toestand bestaan.

Het eerste, absolute eigendom, is natuurlijk uitgesloten. Dat had geen enkel
XlIIe eeuwsch huiseigenaar in ’s-Hertogenbosch 4). Wat de tweede mogelijkheid
betreft, (altijddurende erfpacht) de kerkelijke gemeente van ’s-Hertogenbosch zou dan
aan den Hertog een jaarlijkschen cijns in geld, naturalia of kerkelijke diensten te
betalen hebben gehad. Van praestaties, welke ook, blijkt niet het minste 5). Zeker,
die verplichte cijns, kan door vorstelijke vrijgevigheid zijn kwijtgescholden of kan
zijn afgekocht. Doch er zijn gegevens, die er op wijzen, dat bedoelde erfpacht in
’t geheel niet bestaan heeft. Indien immers de kerk, door middel van jaarlijks
door haar betaald wordenden cijns, zich een eeuwigdurend zakelijk recht op den
grond van kerk en kerkhof had verworven en gewaarborgd, dan zou het aan ’s-Her-
togs rentmeesters niet vrij gestaan hebben, om van tal, naderhand op het
kerkdomein gebouwde huizen6), opnieuw grondcijns te heffen, wat toch gebeurd

') Terzelfder tijd ongeveer, dat het Bossche atrium ontstond, nl. in 1206, stond de Hertog van
Brabant aan de Abdij St. Geertruid te Leuven toe, het atrium harer kerk te omgeven met eene haag
öf eenen muur. Miraeus I. 114.

2) Een „vrijthoff” lag niet ver van de kerk in het naburige Orthen. Zie Bondam Op Cit. blz. 47 (noot).
Ook in Hilvarenbeek ontmoette ik een vrijthof.

3) Van hoek Hinthammerstraat tot en met Weesstraat mat ik met de meetlat circa 832'/2 voet.
Voor de Weesstraat eenzelfde breedte afgetrokken als voor de Torenstraat, blijft er 800 voet over.

4) De souvereine Brabantsche eigendom van het atrium zou bij niet naleving
der voorwaarden van 1222, van Hertog op Bisschop overgaan, zegt de overeenkomst... Si munitionem
construxerit.... (atrium) .... allodium coloniensis ecclesiae existet” ....

5) Noch in het Hertogelijk Cijnsboek, noch in de kerkrekeningen, noch in het Necrologium
der St. Janskerk kon ik iets vinden. Wat de kerkelijke diensten betreft, blijkt schier juist het tegen-
deel. Aan de Priesters van den Bosch werd voor het zingen van uitvaartdiensten voor een lateren
Hertog van Brabant, eene zekere som uitbetaald door de domeinen. Zie voor-pagina cijnsboek.

6) Bedoeld zijn de op plaat XIV met breedte in voeten, aangeduide panden, ja het geheele op de
Paradeplaats gelegen Bagijnhof, dat later ook tegen grondcijns werd uitgegeven.
 
Annotationen