Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI Artikel:
Labouchere, George Charles: De toren der N. H. St. Nicolaaskerk te Ijselstein: een bijdrage tot de Geschiedenis van der strengen Renaissance stijl in Nederland
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0052

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE TOREN DER N. H. St. NICOLAASKERK TE IJSELSTEIN.

41

nu is hiervan geen sprake. Er zijn allerlei aanwijzingen, dat de toren in 1568 niet
geheel uitbrandde; na eenige voorloopige herstellingen bleef hij tot 1633 in half
ruïneuzen toestand. Dat moet men uit de volgende gegevens opmaken.

1°. Men vindt in de rekeningen geen aan-
wijzingen, dat tusschen 1568 en 1633 een omvang-
rijke herstelling plaats had. In 1569—70 vernieuwt
men het torenuurwerk en levert Thomas Bot uit
Utrecht drie nieuwe klokken, waarvan in 1908
blijkens de Voorloopige Lijst er nog één, gedateerd
1569 en mede gegoten door W. van Aelten, over
was. In 1572 en 1611 wordt het gewelf in den
toren hersteld. Eenigszins belangrijker is de repa-
ratie, welke het bouwwerk in 1598 ondergaat;
blijkens de geleverde materialen geldt deze het
metselwerk.

2°. Doorloopend vindt men posten, waarbij
de koster voor het luiden der klokken en stellen
van het uurwerk betaald wordt1); de toren is
dus geen oogenblik geheel in ruïne geweest.

3°. Vanaf 1597 loopt men met plannen rond
om de afgebrande spits te herbouwen. Door be-
middeling van den toenmaligen heer van IJselstein,
Philips van Hohenlohe, tracht men tevergeefs geld
los te krijgen van de Utrechtsche'kapittels van den
Dom, Oudmunster en St. Marie, die tienden uit
het land van IJselstein trekken. In het verzoek-
schrift wijst men op den slechten toestand van
den toren, die bij het luiden der klokken gevaar
voor instorten oplevert. Van zulks zou geen sprake
geweest zijn indien men na 1568 een afdoende
herstelling had verricht. De timmerman Jan
Petersz. maakt een ontwerp, zelfs een houten model
voor de spits, dat aan Hohenlohe wordt aange-
boden, doch alle moeite is tevergeefsch, zoodat men
in 1598 tot de onder lü vermelde noodherstelling
moet overgaan. In 1624 draagt men aan Geurt
Cornelisz., timmerman, aan Dirck Dirckxs van
Oudewater en aan Mr. Henrick van Leiden op
om elk een plan voor de spits te maken, doch wederom blijft de zaak steken.
4°. Gegevens over de gedaante van den toren bevestigen het bovenstaande.


Fig. 2. Deel van een teekening der
kerk door J. de Beyer (1744).

') Wegens hun uniformiteit niet in het in noot 1) op blz. 38 genoemde afschrift opgenomen.
 
Annotationen