Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Oudheidkundig jaarboek (3. Ser. 2.1922)

112

SNEEK.

bode-plaat, een zilveren insigne van den stadsomroeper en een zilveren brandewijns-
kop met lepel, welke volgens inschrift aan het stadsbestuur behoorde.

In de vitrine liggen verder: een ijzeren helm, volgens de legende toebehoord
hebbende aan Grooten Pier, een Hindelooper hoed (18e eeuw), een gedreven koperen
tabaks(?)pot, en eenige urnen, in de nabijheid van Sneek opgegraven.

Afb. 6. Ned. Herv. Kerk. Westelijke sluiting met portaal.

Op den zolder staan een drietal fraaie bronzen kanonnetjes op affuiten,
volgens inschrift uit het jaar 1692.

Merkwaardige openbare gebouwen bezit de stad Sneek verder zeer weinige.
Aan de markt (W 13 no. 21 en 22) staat een dubbel heerenhuis, nu ingericht tot
Openbare Leeszaal. Het is een goede, achttiende-eeuwsche gevel met aardig gesneden
versieringen.

Inwendig waren fraaie Lod. XV betimmeringen, schoorsteenmantels en plafonds.
Bij de inrichting tot Leeszaal schijnt hiervan veel opgeruimd te zijn. De betimme-
ringen beperken zich tot eenige deuromlijstingen.