Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 2.1922

DOI article:
Por, Jacob: Middeleeuwsche Muurbeschildering in het kerkgebouw der Ned. Herv. gemeente te Nisse. Z.
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19959#0212

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
KERKGEBOUW DER NED. HERV. GEMEENTE TE NISSE. Z.

201

Gabriël, terwijl enkele letters, naast het hoofd van den engel, de plaats aanduiden
van een spreukband.

Beneden op het muurvlak der linkerzijde, geheel vrij, zonder eenige omlijsting
of bodem, was Jesse geschilderd. Een klein gedeelte van den rugwand van een
zetel in sterke roode en gele kleuren maakt de plaats nog kenbaar. Vandaar uit
rijst naar boven eene bijna 5 meter hoog opklimmende lijn, voorstellende een
groene rank met bladeren; bladeren met afgeronde bladpunten, waarvan enkelen
omgeslagen. De stengel en bladeren zijn sterk met zwart gecontoureerd, doch ’t
meest de schaduwzijde, die nog door dwarse streepjes versterkt wordt. Aan de
einden der zijwaarts in ronden vorm afbuigende ranken zijn rood violette bloemen
met omgeslagen bladen. Uit deze bloemen komen de borstbeelden en daar tusschen
zijn spreukbanden aangebracht. De bloem met borstbeeld is ongeveer 50 c.M, hoog.

Het eerste borstbeeld links boven Jesse is dat van Koning David, voorgesteld
als een jongeling zonder baard, dragende een kroon en een rooden mantel, tokkelend
op de harp, terwijl rechts van het hoofd de naam duidelijk geschreven staat. Meer
naar boven zijn nog drie gekroonde koningen, waaronder Josaphat en Joam met
lang haar, mantel en wijde mouwen. Verder opwaarts zijn nog twee borstbeelden
welker hoofden met hoeden bedekt zijn, de eene met de armen over elkaar geslagen
de ander met een knots op den schouder. De bloemen rijken tot de benedenkant
van de zaal. De rank gaat aan de buitenzijde der zuil nog verder opwaarts, splitst
zich in tweeën en vormt een spits ovaal, waarin beneden een bloem en op deze
een staand vrouwenfiguurtje. Het verdwenen aangezicht was naar de zaal gekeerd.
Ze draagt een rooden mantel, die nog duidelijk de van de zijde geziene stand aan-
geeft. Zeker is wel, dat met deze vrouwenfiguur Maria bedoeld is, de laatste spruit
uit den huize Davids.

Bij al het onbeholpene der teekening, zoowel in figuur als ornament, vormen
de eenvoudige breede lijnen der borstbeelden met de bloem een gesloten silhouet,
daar de sterke kleuren tot een geheel geworden. In houding en kleur verschillend
geven ze voldoende afwisseling. Uit dit fragment blijkt dat het onregelmatig veld
door deze compositie regelmatig verdeeld is. De stam loopt opwaarts en de ranken
slingeren zich om de gesloten silhouet van de borstbeelden en bloemen. De hoeken
en openingen zijn evenredig met bladeren gevuld. Daardoor is deze compositie
rustig en toch vol afwisseling. Een bijzonderheid bij deze voorstelling van den
stamboom Jesse zijn de brandende kaarsen, die naast verschillende borstbeelden
geplaatst zijn. Door deze toevoeging wordt de zinnebeeldige beteekenis verdubbeld.
Niet alleen het rijsje uit den afgehouwen tronk van Isai wordt afgebeeld, doch ook
het woord uit 1 Kon. 11 : 36b „opdat mijn knecht David altijd eene lampe voor
mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem”, is hier verzinnebeeld.

Op het groote wandvlak boven de lage noorderingangsdeur is een groot
fragment van zeer vroegen tijd gevonden. Het vlak schijnt door de groote vormen
en kleurvlakken grooter dan het werkelijk is. In het midden is een zeer groote
 
Annotationen