Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Hulin de Loo, Georges [Honoree]
Mélanges Hulin de Loo — Bruxelles [u.a.], 1931

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.42068#0188

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
MÉLANGES HULIN DE LOO

151

wel geschikt is om onze kennissen over het indringen der
renaissancevormen te verruimen. Reeds sedert lang was
de Nederlandsche schilder begonnen met antieke elementen
te gebrniken in zijn werk en misscbien had dit medege-
holpen om Filips keuze te bepalen, toen hij aan Mabuse,
te Rome, de gekende opdracht gaf.
Het werk echter,dat men meent te mogen plaatsen onmid-
dellijk na 1509, vertoont geen brenk met het vroegere : dus
niettegenstaande die, zoo uitzonderlijk gunstige, omstan-
digheden had de kunistenaar weinig nieuws geleerd in
Italië. De Nederlandsche kunst verloochent hij niet en
dat is van belang voor wie oordeelen wil over de beteekenis
van znlke Italiaansche reizen in het begin der XVIe eeuw.
Eerst in 1516, zooals Fr. Winkler (1), gevolgd door A.
Segard (2), het reeds zoo juist had gezien, doet zich een
snelle kentering voor en namelijk in de Madonna en Sint
Lukas (Praag), die uitloopt, in 1516, op het volledig hul-
cligen van den renaissancestijl, zoo voor het onderwerp
als voor den vorm, en dat in de Neptunus en Amphitrite
van het Berlijnsche Muséum. En dat gaat vergezelcl —
zulks is eveneens bemerkenswaardig — met een verande-
ring in den naam. Waar hij nu antiek werk levert, zal hij
ook op antycksche manier teekenen (3). Dat die plotse-
linge ommekeer het gevolg zou zijn van de Romeinsche
reis van zes jaar vroeger, zooals overal wordt beweerd, is
redelijkerwijze niet vol te houden. Maar de klaarblijke-
lijke uitleg ligt elders voor het grijpen : namelijk er is reke-
ning gehouden met de wenschen van den beschermheer,
die antieke voorstellingen verlangde; dit werd vergemak-
(1) Die Anfânge Jan Gossarls, Jahrb. der Preitsz. Kunstsamml., Band 42,
Heft 1 (1921), bl. 16, 5, 8.
(2) Jean Gossart dit Mabuse, Bruxelles-Paris, 1923, bl. 51, 75, 76.
(3) « Joannes Malbodius », dat nooit voorkomt vôôr 1516, wordt nu
de gewone vorm. Dat werd ook reeds opgemerkt door Winkler, l. c., 8. —
Over dergelijken invloed op Dürer, cfr. Tietze, o. c., 415-16. — Zie ook een
zeer bemerkenswaardig voorbeeld van humanistischen en antieken invloed
op deze manier van teekenen bij C. Glaser, Taiccis Cranach, Leipzig 1921
(Deutsche Meister), bl. 68.

11
 
Annotationen