Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 1.1918

DOI Artikel:
Huszár, Vilmos: Aesthetische beschouwingen: door v. Huszar
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.29257#0116

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
de grootste tegenover de kleinere rechts, dan hebben deze beide dezelfde rhythmische
werking van beneden naar boven en omgekeerd. Evenzoo doen de twee hoekige vormen,
op en neer, 4 op 5 en 6 op 7. De eene neemt van de andere de beweging over en
sluit zich aan bij de ruimte. De linker schuine vorm 8 op 9 drukt een actieve beweging
uit, die ingaat tegen de beweging van 11 op 10. Let op het rustpunt X tusschen de
twee bewegingen in en het verband tusschen de beide acties 8 op 9 en 1 op 0, die
door de beide lichamen heengaan en ze zoo verbinden. Dergelijke rhytmische bewegingen
kan men in afb. 2 nergens vinden. De vormen zijn beweeglijk door overlading van
details. De beweeglijkheid, veroorzaakt door naar de natuur nagebootste lichaams-
bewegingen, in tegenstelling met de aesthetische beweging, het rhythme, in afb. 1,
bewijst de geestelijke armoede van dit werk.
Geen enkele vorm houd verband met een andere, m.a. w. het beeldend element is niet te vinden.

Ja, hoor ik sommigen
zeggen, Prof. Schott
wilde iets anders dan
Archipenko. Neen,
beiden wilden het"
zelfde n.1. het dan-
sen uitbeelden. Het
verschil bestaat in de
waarneming: deze
voert bij Prof. Schott
tot een naboot-
sing van de na-
tuur, die geen inner-
lijke waarde heeft,
bij Archipenko tot
een geestelijk proces,
dat een aestheti-
sche ombeelding ten-
gevolge heeft. Men
moet eens probeeren
lang en aandachtig
deze werken te be-
schouwen. Afbeel-
ding 2 wordt dan
steeds vervelender


Analytisch schema van „DE DANS” door Archipenko.

en leeger, in afbeel-
ding 1 vindt men
steeds meer, wat aan-
dacht vraagt, zoo
mèn zich ten minste
voor het werk open-
stelt. Stelt men zich
ten slotte voor in
welk gebouw deze
werken zullen pas-
sen, dan kan men
afb. 1 met elk mo-
dern, monumentaal
gebouw, dat sterk
en sober gebeeld
is, in verband bren"
gen. Daarentegen
past afb. 2 slechts
in een gebouw met
torentjes, erkertjes
en verdere ver-
siering, waar alles
mooi lijkt, maar het
begrip kunst ont-
breekt.
 
Annotationen