Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Enschedé, Jan W.: Nog eens orgelbouw en oude orgels
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0029

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
knoeid, of in het meest gunstige geval alleen met handenvol geld in origineelen staat zijn
terug te brengen, is het niet meer dan natuurlijk en meteen hoogst wenschelijk dat er van
buitenaf ingegrepen wordt. En broodnoodig dat de Regeering er spoedig toe overga het
adres van den Bond van Nederlandsche Oudheidkundigen, dat het noodzakelijke van
classeeren van alle orgels van eenige beteekenis bedoelt — classeeren in den zin van
opnemen, beschrijven en vastleggen in de reeks Nederlandsche monumenten van geschiedenis
en kunst1) — in gunstigen zin te beantwoorden.”

Met instemming, maar tevens met nadruk wijs ik op deze begeerte. Inderdaad, er is
groot en blijvend gevaar, dat onze oude, historische orgels gaandeweg onder de schijnleus van
verbetering hopeloos vernield worden. In het vorige jaar heb ik mij twee keer ingelaten met een
poging oude orgels te behouden en ik heb beide keeren maar al te zeer de overtuiging gekregen,
hoezeer bij organisten als bij orgelmakers de historische zin en de werkelijke waarachtige piëteit
voor het superieure werk van onze vroegere orgelmakers ontbreekt. Is het dan wonder, dat
kerkbesturen, geadviseerd als zij worden door musici en technici, die geen andere kunst en
wetenschap kennen als de hedendaagsche, zich maar al te licht laten verleiden tot het plegen
van handelingen, die waarlijk ergerlijk zijn, gezien van het standpunt der kunst-archeologie ?

Dat het inderdaad niet zonder bedenking is het constructieve muzikale deel van
oude orgels te wijzigen en zoogenaamd te verbeteren, is een meening, die al is het schaars,
in het buitenland in vakkringen zich begint kenbaar te maken. In Februari van dit jaar
verscheen bij William Reeves te Londen een studieboek over modernen orgelbouw,
geschreven door de orgelmakers Walter en Thomas Lewis (»Modern organ building,
being a pratical explanation and description of the whole art of organ construction, with
especial regard to pneumatic action”). Met weglating van eenige zuiver technische mede-
deelingen, citeer ik hier wat zij p. 96 vlg. schrijven.

»The chief reason why some of the old examples of diapason tone are so much
superior to the avarage modern specimen, is that the wind pressures then used were
correctly proportional to the scales. Possibly this was, in some instances, due to accident
rather than design. The old school of builders were restricted in the matter of wind
pressures, as increased pressure means increased weight upon the blowing gear, and prior
to the application of machinery for blowing organs this was no small consideration. Being
restricted in pressure, the old builders resorted to increased scales in order to obtain power;
the result was a mellow, singing quality seldom obtained at the present day.” Om in verband
met een toenmaals niet bereikbaren zwaren winddruk toch kracht in de prestanten te
verkrijgen, maakten de oude orgelmakers gebruik van oploopende mensuren en verkregen
zoodoende een volle, zangrijke toonkwaliteit die thans zelden meer bereikt wordt.

Hoewel ik misschien tegen de wetenschappelijke zijde van dit betoog eenige bezwaren
heb en dit in zijn argumentatie wellicht niet ten volle van kracht acht voor onze inheemsche
orgelbouwschool, is het oordeel van deze moderne vaklieden in zijn strekking toch alle

1) Bedoeld wordt de in de buitengewone vergadering van 22 April 1910 aangenomen motie
voor »Wettelijke bescherming van Monumenten” (Zie «Bulletin” 1910 pag. 7—18 en 37—39). Red.

2

17
 
Annotationen