Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Monumentenbescherming in het Buitenland
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0215

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
de meeste soorten porcelein en aardewerk (uitgezonderd het Sèvres), kortom alle oude
kunstnijverheid, die niets met Oldenburg, Eutin of Birkenfeld te maken heeft, niet
onder deze wet. Evenmin belet de wet den eigenaar zijn bezit aan een buitenlander
te vermaken (waardoor het dan vrij wordt) of het bij vertrek naar het buitenland mede
te nemen.

Niet minder gewichtig en ver strekkend dan de bescherming der wet tegen den
uitvoer is de verplichting van den eigenaar, zijn in de lijst opgenomen eigendom noch
te veranderen of te herstellen, noch te verbeteren. Architecten, museumbeambten en ver-
zamelaars weten maar al te goed hoeveel waardevolle voorwerpen op deze wijze door
onkunde en met de beste bedoelingen vernield worden. Men denke slechts aan de
Oldenburgsche liefhebberij om gesneden kisten en kasten te veranderen in kamerbetimme-
ringen, boekenkasten enz. of aan het onoogelijk nieuw verguldsel van altaargerei, om
nog te zwijgen van onoordeelkundige verbouwingen en verknoeiingen van kerken enz.

Als gewoonlijk komt ook deze wet min of meer als mosterd na den maaltijd. In
het geheele Zuiden van Oldenburg, het zoogenaamde Münsterland, zijn bijna zonder
uitzondering de oude kerken afgebroken en door moderne Romaansche en Gotische
miniatuur-kathedralen van het ergste genre vervangen en de vaak waardevolle inwendige
versiering is vernield of verkocht.

Ook zijn er verder reeds vele kunstvoorwerpen verknoeid, hetgeen nu door de eigenaars
betreurd wordt. Maar al laten dergelijke wetten nog altijd openingen, wat de Oldenburgsche
om te beginnen reeds doet door het voorschrift van lijsten van monumenten en door de
vergunning om kunstvoorwerpen aan buitenlanders te vermaken, toch kan veel in ’t belang
van kunst en cultuur bereikt en menig kwaad afgewend worden in gevallen, waarin de
regeering tot nu toe de macht daartoe ontbrak.

Dat deze wet met algemeene stemmen door den Landdag werd aangenomen,
bewijst de belangstelling van alle kringen in de bescherming van vaderlandsche kunst en
cultuur-monumenten ook daar, waar het den eigenaar op zichzelf aangenamer geweest
zou zijn naar willekeur met zijn bezit te kunnen handelen. In overeenstemming daarmede
zijn de straften, op overtreding dezer wet gesteld, in verhouding hoog.”

De «Cicerone” voegt hier nog aan toe: »Het is zeker, dat de Oldenburgsche wet
eenig opzien zal baren en er stemmen vóór en tegen zullen opgaan. In ieder geval zullen
de landen of gemeenten, die dit voorbeeld eventueel volgen, profijt kunnen trekken van
het goed en kwaad, dat de Oldenburgsche wet zal doen. Het is op zichzelf echter reeds
een feit van beteekenis, dat een regeering en een Landdag het er voor het eerst op wagen.”

□ □ □

dgd

204
 
Annotationen