Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Iets over Barthold van Bassen, ook als bouwmeester van het Koningshuis te Rhenen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0248

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
werden voor den Nieuwen Doelen, (nu Gemeente-Museum), zoodat dit bericht niet zonder
beteekenis is, eene beteekenis die nog grooter wordt, wanneer wij in de rekening van
1636—’37, het jaar van den bouw, aan van Bassen naar aanleiding van dien bouw een
bedrag van 153 gld. uitbetaald vinden. Was hij dan de bouwmeester van den Doelen?
Waarom was dat niet Arent Aaronsz. ’s-Gravesande, toen nog stadsfabriek? Inderdaad
in de rekening van 1634 komt deze laatste evenzeer als ontwerper van teekeningen voor,
en in die van 1636—’37 staat ook een aan hem uitbetaalde post, maar die moet hij
deelen met den timmerman Pieter Couwenhoven, en het bedrag is nog iets kleiner (ƒ150)
voor hen beiden, dan hetgeen van Bassen alleen kreeg. Ook hier zal wel van samenwerking
tusschen de bouwmeesters gesproken moeten worden, zooals wij die in dien tijd bij alle
belangrijke werken vinden. Maar dat ook hier van Bassen een zeer werkzaam aandeel had, lijkt
wel waarschijnlijk, en eenige overeenkomst — onder andere in de deuroplossing — met het
Koningshuis vertoont de N. Doelen zeker. Bij beide is ’t voorts vooral de invloed van
Jacob van Campen, die ons opvalt, en dat verwondert ons niet, als wij bedenken, dat
juist in die jaren de aanraking van dezen meester met de Haagsche bouwmeesters zeer
druk was tengevolge van den bouw van het groote lustslot van den Stadhouder te Hons-
holredijk. Dat dit ook van Bassen betreft kan blijken uit het feit dat hem in 1630 voor
»verscheyden teyckeningen ende modellen ten behoeve van (dit) gebouw gemaeckt”, niet
minder dan 373 pond 10 st. werd uitbetaald x). Trouwens ook eene vergelijking van het
kasteel van Frederik Hendrik en dat van de Bohemers doet overeenkomst opvallen. Niet
slechts, dat in hoofdvorm de gebouwen op elkaar gelijken — hetgeen toeval wezen kan,
daar die vorm zich als vanzelf aanbiedt — ook zijn er enkele onderdeden die opvallende
overeenkomst vertoonen. Ik wijs hier op de frontons boven de ramen: Van Campen
heeft op Honselaarsdijk het eentonig aanzien van den breeden voorgevel een zekere
levendigheid weten te geven door die frontons afwisselend den driehoek- en den halven
ovaal vorm te geven. Het is deze oplossing, die wij ook aan het Koningshuis terugvinden.
Het lijkt mij dan ook zelfs niet onmogelijk, dat van Campen nog op een of andere wijze
aan de plannen voor dit huis medegewerkt, wellicht daarvoor een algemeene schets gegeven
heeft, wat vluchtig, zoodat, zooals Huygens schreef1 2 3): »ceux qui les doibvent exécuter,
sont obligés d’en faire nouveaux modèles de leurs mains, pour voir s’ils s’entendent”
maar toch zoo dat zijn leerling er naar werken moest. Dat de uitvoering van het werk
aan een ander dan van Campen werd toevertrouwd, lijdt geen twijfel. Ik geloof ook nog
daarom in dien ander van Bassen te mogen zien, omdat één der werken, door hem als
stadsbouwmeester gemaakt, nml. het Waaggebouw op de Groote Markt, in 1649 begonnen,
nog weder eens precies dezelfde variatie in de frontons te aanschouwen geeft 3).

1) Th. Morren: Het Huis Honselaarsdijk, blz. 14; het gold waarschijnlijk, naar mij uit de
rekening-zelf bleek, het westelijk paviljoen.

2) Zie Peters: De ’s-Gravenhaagsche bouwmeester Pieter Post: »die Haghe” 1908 blz. 147.

3) Er is circa 1680 weder aan verbouwd, maar in hoofdzaak is het gebouw nog zooals v. B.
het zette; zie de afbeelding.

237
 
Annotationen