Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Iets over Barthold van Bassen, ook als bouwmeester van het Koningshuis te Rhenen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0250

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
jaren na 1638, in dezelfde dus van van Bassens ambtsbekleeding. Het graven van grachten,
meerendeels met steenen kaden, met tal van bruggen, de bestrating, dat alles eischte een
bekwame leiding, en een onafgebroken werkzaamheid. Dat van Bassen voor schilderen
niet veel tijd over had, wordt ons volkomen begrijpelijk. En door het zoo breed opgevatte
uitbreidingsplan, waarin de ruim aangelegde Prinsegracht met haar even royale zijgrachten
wel het kloekste gedeelte is, heeft hij zich dan toch schadeloos gesteld door een stuk stads-
architectuur, dat grootscher taal spreekt dan zijn fantasien op doek. Dat het nageslacht
zijn grachten ging dichtwerpen en voor een deel ontluisteren, is daarom dubbel jammer.

Of hij nog voor particulieren gewerkt heeft is onzeker. Wel weten wij, dat hem
door het collegie van de Sociëteit werd opgedragen een plan te maken voor de Nieuwe
Kerk op het Spui; een gelijke opdracht kreeg Pieter Aaronsz. Noorwits 1 2), »contrerolleur”
van de Rekenkamer van Holland. Diens plan werd gekozen. Maar toch blijkt van Bassen
nog aandeel in de uitvoering te hebben gehad 3). Ik zou zelfs willen gissen, dat zijn plan
bovendien dat van Noorwits belangrijk heeft beïnvloed. Wat is het geval? Op het
Gemeente-museum hangt een schilderij van v. Bassen, voorstellende, volgens den catalogus
de »Nieuwe Kerk”. Het stuk is 2 maal gedateerd 1650. Maar de kerk was eerst den
18en October 1651 onder de kap! Eerst in 1656 was ze voltooid. Bij nauwkeurige
vergelijking bleek mij nu, dat het algemeene beeld vrijwel met de werkelijke kerk over-
eenkomt, dat evenwel niet slechts de toren en enkele beeldhouwwerken verschillen, maar
ook dat de onderpui geheel in hardsteen geschilderd is terwijl in werkelijkheid baksteen
is toegepast. Voorts is er afwijking beneden de gootlijst. Wij hebben hier dus voor ons,
meen ik, niet een gewoon schilderstuk, maar van Bassens tot een schilderij uitgewerkt
bouwplan, zijn op doek gebracht model. Daaruit volgt dat de beroemde bekapping — die
op het oogenblik dat hij schilderde nog niet bestond! — dus zijn ontwerp zou kunnen
zijn, hetwelk door Noorwits gevolgd is. Tenzij men aanneemt dat zij gezamenlijk het
geheele plan in hoofdzaak vaststelden. In elk geval is het aangewezen verband tusschen
schilders- en bouwmeesterswerk eigenaardig, en het werpt misschien ook licht op zijn
schilderij voor het Koningshuis, hoewel dat 10 jaar na den bouw gedateerd is, — welke
datum trouwens slechts voor de voltooiing, stoffage enz., niet voor den opzet geldt.

Een opmerking ten slotte. De weelderigheid, die de van Bassensche architectuur-
schilderijen te zien geven, en die sterk aan den invloed van Vredeman de Vries denken
doet s), vinden wij bij de werkelijk door hem uitgevoerde architectuur niet terug. Althans
niet aan de buitenzijde, die zich door den veel strengeren invloed van Palladio via van

1) Een aardige bijzonderheid: uit de huwelijksacte door dezen bouwmeester — hij was toen
nog, blijkens notar. acten, grutter, eerst in 1641 wordt hij daarin genoemd «timmerman”, met 1 Juli
1645 krijgt hij de in den tekst genoemde betrekking — in 1638 voor notaris P. Vroegen in Den Haag
gepasseerd, blijkt, dat hij een zoon was van Aaron Hendricksz., en dat zijn broeder zich noemde: Arent
Aaronsz. ’s-Gravezande; deze beide bouwmeesters waren dus broeders.

2) Zie Peters in Haagsch Jaarboekje 1893 blz. 157.

3) Zie daarover Jantzen t. a. p.

16

239
 
Annotationen