Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Gelder, H. E. van: Een haagsche museumquestie
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0260

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Academie van Beeldende Kunsten, welke met het Museum één gebouw vormt, den persoon
te vinden, door zijne betrekking in de gelegenheid geregeld voor het Museum op te
treden en tevens bereid om deze functie waar te nemen.

»Niet dus, om den heer F. te vervangen, indien deze afwezig was, neen, omdat
de heer F. onmogelijk geregeld op het Museum aanwezig kon zijn, moesten wij iemand
hebben en wel iemand met aparte bevoegdheden.

»Dr. van Gelder zal wel willen inzien, dat wij dezen conservator niet onder den
heer F. konden stellen en dat door de bijzondere vrijheid, die wij den heer F. moesten
laten, deze twee functionarissen noodig waren, terwijl wij moesten trachten aan een ieder
een eigen sfeer toe te kennen..

»Dat die bevoegdheden in elkander grepen is echter niet juist en blijkt ook niet
uit de door Dr. van Gelder aangehaalde voorbeelden der Reglementsartikelen; maar wel
was samenwerking noodzakelijk, zoowel tusschen Directeur en Conservator als tusschen
Directeur en Commissie. Bestaat die niet, dan zijn, naar het ons wil voorkomen, ook
bij de meest eenvoudige regeling, moeilijkheden te verwachten.

»Op de, eigenlijk uit het verband van het geheel, door Dr. van Gelder gegeven
voorbeelden van gecompliceerdheid van het Reglement, willen wij niet ingaan.

»Nog deze korte uiteenzetting slechts.

»Het geheele Museum van Kunstnijverheid behoort, wat eigendommen betreft, aan
de Academie van Beeldende Kunsten en het Bestuur van deze instelling benoemt eene
Commissie van Beheer voor dit deel harer belangen, hetgeen niemand iets buitengewoons
zal vinden.

»De Academie heeft natuurlijk als eigenares het laatste woord, doch heeft voor
zoover ons bekend nog nimmer tegen de museum-commissie in, eenig besluit genomen.

»De directeur heeft echter alléén met de museum-commissie te maken en is haar
ondergeschikt. Ook dit kan niemand buitengewoon vinden .... van een alleenheerschend
museum-directeur hoort men toch bijna nimmer. Doch wij kunnen verzekeren, dat den
directeur over het tentoonstellen der voorwerpen, bijv. nimmer, eenige bemerking is
gemaakt en dat hij, indien hij voorstellen, van welken aard ook, had gedaan, bij deze
commissie zooveel mogelijk medewerking zou hebben gevonden. Dit is den heer F. meer-
malen in het vooruitzicht gesteld.

»Zóó ernstig als Dr. van Gelder het voorstelt was de pyramide dus niet, laat
staan, dat zij op haar punt stond!

»Er was, zooals gezegd, den heer F. werk uit de hand genomen, zoo bijv. ook
het inventariseeren, voor zoover dit betrof het opmaken en bijhouden van den inventaris,
en de heer F. heeft nimmer, ook niet bij het samenstellen van het Reglement, waarbij
hij is gehoord geworden, verzocht dit werk te mogen doen. De beschrijving der voor-
werpen, zuiver eene quaestie van deskundigheid, was den Directeur wél opgedragen, doch
wij hebben, zooals Dr. van Gelder, die meer dan eens het Museum bezocht, kan weten,
van die opdracht geen groote resultaten gehad.

249
 
Annotationen