Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Hoefer, Frederic Adolph: Verlag van de handelingen van de samenkomst van de vereenigingen voor "Denkmalpflege" en "Heimatschutz" in Salzburg op 13 tot 16 September 1911
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0291

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
te drijven in oudheden. Een volk, dat zijn oude kunst niet weet te beschermen, dat de
glasheldere neerslag is van zijn zieleleven aan den meest biedende verkoopt, zoo ’n volk
vernedert zich zelf en staat met den kooper nagenoeg op een lijn. De hedendaagsche
jacht op kunstwerken bedreigt de beschaving. Het is hoog tijd, dat het historisch kunstbezit
van Europa tot rust en in veiligheid komt. Dit belang is zoo groot en zoo overwegend,
dat wij ook van onze openbare musea en juist van hen in de eerste plaats afstand doen
van aankoopen verlangen moeten. Zij kunnen dit des te eerder, omdat thans het reizen
zoo gemakkelijk is, en het bestudeeren der kunst ter plaatse geschieden kan. Wij moeten
onze oude musea, die alle uit vorstelijken ijver tot verzamelen ontstaan zijn en kostbare
schatten bevatten, beschouwen als een nieuw tijdperk te zijn ingegaan, het tijdperk van
monumentenzorg.

Ieder kunstwerk, dat van zijn oorspronkelijke plaats verwijderd wordt, verliest aan
waarde. Een grafsteen uit den Elsas kan daar historische waarde hebben, in Noord-
Duitschland wordt hij waardeloos. Een museum moet ontstaan. Zij moeten voor alles
aan de plaatselijke kunst dienstbaar zijn, zij moeten tegenover de eenvormigheid van het
heden de historische veelzijdigheid van het Duitsche leven bewaren.

Slechts de lands- en provinciale musea hebben recht van bestaan en tusschen hen
moet het arbeidsveld afgebakend worden en den wedloop om het bezit van voorwerpen
voorkomen worden. Deze musea moeten echter niet alleen bewaarplaatsen zijn, maar ook
dienstbaar gemaakt worden aan de kunst van het volk. Regelmatige cursussen zouden
hiervoor wenschelijk zijn, vooral voor onderwijzers, om hen te bekwamen tot het inleiden
van hunne leerlingen in de plaatselijke kunst. Is het niet een bespottelijk verschijnsel,
dat leeraars naar Italië Griekenland en Klein-Azië trekken en dat niemand er over denkt
de Duitsche plaatsen, waar de kunstschatten van het eigen land zijn, te bezoeken!

Professor Dr. Fuchs uit Tubingen sprak over »Heimatschutz und Wonungsfrage”.
De hoofddenkbeelden van zijne voordracht waren de onderstaande. Kunst en wetenschap
vinden hun vereenigingspunt in de nationale beschaving, die beide dienen. Plaatsbe-
scherming en het vraagstuk der huisvesting staan tegenover elkander. De eerste beoogt
het behoud van de natuurlijke en eigen kunst der plaats, de tweede wil voldoen aan
een van de belangrijkste materieele behoeften. Bij botsingen tusschen de eischen van het
leven en die van de plaatsbescherming geldt het hoofdzakelijk tegenstellingen tusschen
kunst en hygiëne, kunst en techniek, kunst en beheer. Als eischen van de hygiëne
kunnen soms geheele stadsgedeelten afgebroken worden, wier verdwijnen den oudheid-
kundige pijn doen. In zulke gevallen moet de noodzakelijkheid van het sloopen nauw-
keurig onderzocht worden, want men bedenke wel, dat de uitvoering van dergelijke
maatregelen meestal gebrek aan woningen na zich sleept en tot overbrengen naar en over-
laden van andere stadsgedeelten leidt.

De bouwverordeningen moeten in hunne eischen niet overdrijven. Zoo zijn b.v.
de bepalingen omtrent de hoogte der vertrekken een bedreiging van de oude burger-
huizen en een belemmering voor de ontwikkeling van de inheemsche kunst. Ten dezen

280
 
Annotationen