Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Museum-verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0299

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
aandacht van den Gemeenteraad gebracht en meermalen is op het nemen van afdoende
maatregelen aangedrongen.

Tot heden echter tevergeefs!

Tegen het voorstel van den heer Jurriaan Kok schijnen meerdere bezwaren te bestaan :

1°. de voorgestelde maatregel is slechts van voorloopigen aard.

Hieruit vloeien verschillende nadeelen voort. Vooreerst zou eene voorloopige
voorziening onnoodig kostbaar zijn, wegens de uitgaven voor overbrengen en nieuwe
installatie, welke als weggeworpen zullen zijn te beschouwen, wanneer de onvermijdelijke
definitieve maatregelen zullen getroffen zijn.

Dan, eene verspreiding der gemeenteverzameling, welke op zich zelve niet zeer
groot is, over twee van elkaar verwijderde gebouwen, is voor de bezoekers ongeriefelijk
en wegens de dubbele uitgaven voor bewaking zeer kostbaar;

2°. eene splitsing der voorwerpen in twee groepen:

a. werken van kunst (schilderijen) en kunstnijverheid;

b. geschied- en oudheidkundige voorwerpen,

is ten aanzien in het bijzonder van dit museum niet wel door te voeren.

Dit museum toch is in hoofdzaak van geschiedkundigen aard en tal van kunst-
voorwerpen zijn er in opgenomen op grond van hunne beteekenis, als documenten voor
de historie van ’s-Gravenhage. Zal men die zaken rubriceeren onder «historische” of
onder «artistieke” voorwerpen? Feitelijk is zulks niet zonder willekeur te bepalen.

De moeilijkheid wordt overwonnen door al de verzamelingen in één museum
bijeen te houden, zooals dan ook is voorgeschreven door artikel 2 der Verordening voor
het Gemeentemuseum. (Verzameling no. 10 van 1887);

3D. Het is verder de vraag of bij eene splitsing als bedoeld, het bestaande gebouw
eer voor schilderijen dan voor voorwerpen bestemd zou moeten worden. Immers voor
schilderijen zijn slechts twee zalen geschikt te achten.

4°. Dan rijst de vraag, welk tweede gebouw voor de voorloopige berging van
een gedeelte der verzamelingen aan te wijzen is.

Het voorstel laat zich hieromtrent niet uit en onze Commissie meent, dat blijken
zal, dat de aanwijzing van een tweede, geschikt gebouw, volstrekt niet gemakkelijk zal
zijn, zoodat het denkbeeld op deze moeilijkheid moet afstuiten.

5°. Het bezwaar dat ten slotte aan onze Commissie afdoende toeschijnt is, dat
iedere voorloopige voorziening feitelijk zal neerkomen op het onbepaald uitstellen van
de sinds lang onvermijdelijk gebleken stichting van een nieuw Museumgebouw, der
residentie waardig.

Door zulk een uitstel zou nog langer worden bestendigd de benepen toestand
waarin het Museum verkeert, terwijl daardoor, zooals de voorsteller der motie opmerkte,
belangrijke schenkingen het Haagsche Museum zijn ontgaan.

Het schijnt veeleer raadzaam, eindelijk ernstig onder de oogen te zien het onver-
mijdelijke van het stichten van een nieuw museumgebouw en daarbij te overwegen of

288
 
Annotationen