Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Boekbespreking
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0308

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Op de beteekenis voor de algemeene historiekennis wezen we al met een enkel
woord; van méér belang nog is het voor hen, die zich voor de studie onzer monumenten
interesseeren, zooals uit een inhoudsopgave blijken kan.

Na een historische inleiding over het Overijsselsch leenrecht en den Twentschen
adel, krijgen wij erin eene naar alfabetische volgorde gerangschikte serie beschrijvingen van de
Twentsche havezathen, — de naam waarmede de vanouds adelijke huizen, ommuurd en
omsingeld, bedoeld worden. Bij elk huis wordt de historie zoo nauwkeurig mogelijk verhaald,
met de lotgevallen van de bewoners en hun geslacht; bijna altijd wordt er een oude
afbeelding bij gegeven, met een fotografie naar den tegenwoordigen toestand, en een
plattegrondteekening voor de juiste situatie. Soms, zooals bij het zeer belangrijke huis
Twickel, zijn er ook fotografische opnamen binnenshuis gedaan, of een of ander meubel
of portret gereproduceerd. De bronnen, waaruit geput is (vaak de huisarchieven, ook het
ontbreken ervan wordt zoo noodig vermeld) worden aan het slot van elk artikel opgegeven.

Er is niet altijd evenmaat in de behandeling, maar over het algemeen is die toch
wel naar den eisch, en lijkt ze nauwkeurig. Voor de ons allereerst belanginboezemende
bouwgeschiedenis is zoodoende zeer bruikbaar materiaal bijeengebracht; zij zelve is echter
zelden gegeven. En noode missen wij zelfs bij de meeste nog bestaande oude huizen een
goede bouwkundige beschrijving; mocht ze in een herdruk gegeven worden, dan zou
ze ook eenigszins kritisch moeten zijn, méér althans dan de schrijver-zelf den indruk
maakt ten opzichte van dergelijke dingen te zijn.

Nog is er een bezwaar, dat ik niet verzwijgen wil, omdat het een zeer belangrijk
deel van het boek betreft, namelijk de illustratie. Waar deze op foto’s berust is de
vermelding daarvan voldoende; maar waar de illustratie reproductie van oude prenten,
en vooral waar ze dat van oude teekeningen is, moet de naam van graveur en teekenaar
toch vermeld worden, met de plaats waar de plaat zich bevindt. Dat dit laatste in het
boek gebeurt is een zeldzaamheid; nu en dan is het mogelijk op het cliché den naam
van den teekenaar te vinden, meestal niet. En, waarop het toch in een boek als dit wel
degelijk aankomt: ook voor de bepaling der betrouwbaarheid is het wel noodig die te weten.

Tenslotte zouden wij inplaats van de lijst der inteekenaren, welke slechts onze kennis
omtrent tegenwoordige Twentsche geslachten vermeerdert, liever een register op het boek-
zelf gezien hebben. Een historisch werk en vooral een van dezen aard, kan toch eigenlijk
niet buiten klappers. Waar er blijkbaar ruime zorg aan inrichting en uitvoering besteed
is, zou het vervaardigen daarvan toch zooveel bezwaren niet hebben medegebracht!

Maar, dat alles daargelaten, én door de inleiding, en door het vele wetenswaardige
dat de verschillende hoofdstukken bevatten, heeft dit fiinlc opgezette en uitgevoerde werk,
zeer bijzondere verdiensten voor de beoefenaren der Overijselsche locaalgeschiedenis niet
alleen, maar ook voor allen, die in oudheidkundige dingen belangstellen. Zij zullen
erin over weinig gekende zaken goed gedocumenteerde mededeelingen vinden. Gaarne
bevelen wij het krachtig aan. Ook om de uitvoering, die van smaakvolle, prettige royaliteit is.

H. E. v. G.

29 7
 
Annotationen