Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 6
DOI article:
Overvoorde, J. C.: Een wenig bekend Altaarstuk van Cornelis Engebrechtsz
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0315

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Leidsche raadhuis en werd nog door Van Mander gezien. Het stelde voor de Aanbidding der
koningen en was reeds tijdensVan Mander »tot groot jammer van de kunst eenigszins vergaan”.
Wat er verder van dit stuk geworden is, is onbekend. Het wordt niet genoemd in de gedrukte
of geschreven lijsten van de schilderijen op het Raadhuis en is waarschijnlijk langzamerhand
zoo vergaan, dat men het niet meer de moeite waard heeft geacht om het langer te bewaren.
Het zoude dan trouwens niet het eenige stuk zijn, dat in vroeger tijden door onvoldoende
zorg van het stadsbestuur is te gronde gegaan. Blijkens aanteekeningen in het Gemeente-
archief waren, toen de schilderijen in het Raadhuis in de eerste helft der 19de eeuw
gerestaureerd werden, van veel stukken de lijsten weg en ontbrak zelfs van een niet
nader omschreven regentenstuk een van de paneelen, zoodat men de rest maar gebruikt
heeft om de andere stukken bij te werken!

Het vierde werk is het hier behandelde, het is een altaarstuk, waarvan thans nog
slechts de twee luiken zijn bewaard. De buitenzijden der luiken verkeerden in slechten
toestand en men heeft daarom de beide binnenzijden tot een geheel bijeengevoegd, waarbij
de vleugels onderling van plaats verwisseld zijn om aan het geheel een aangenamer vorm
te geven. Hierdoor zijn thans de knielende figuren, die oorspronkelijk natuurlijk bij het
geopend zijn van het altaarstuk naar het middenstuk gekeerd waren, met het gezicht naar
den buitenrand gewend en keeren de twee groepen elkander onderling den rug toe.

De linkerhelft op de afbeelding, die oorspronkelijk rechts stond, stelt een groep
voor van drie geknielde vrouwen, waarachter de beschermheilige. Het zijn blijkens de
wapens de drie dochters van Willem van der Does en Hendrika van Poelgeest, met name
Adriana van der Does, gehuwd met Jan van Lochorst, Henrica, gehuwd met Jacob
Heerman van Oestgeest, en Margaretha, gehuwd met Willem Jan Kerstantsz. Stoop. De
twee oudste dochters zijn gekleed in een zwarten huifmantel, die aan de binnenzijde wit
en grijs is gestreept, en hieronder dragen zij een zwart fluweelen kleed, dat bij de oudste
tot aan den nek gesloten is en bij de tweede puntig is uitgesneden. Het hoofd is bedekt
door een witte kap, met goudgalon versierd, en hierover een zwarte doek. Zij liggen
geknield, — de middelste op een rood kussen met goudgalon, — met gevouwen handen
en met een ketting of een rozenkrans om den hals. De jongste dochter is eenigszins
achter haar beide zusters geplaatst. Zij was niet met een adellijk persoon gehuwd en is
in een eenvoudiger gewaad afgebeeld. Zij draagt een geheel zwarte kap, die van binnen
met wit is gevoerd, en een zwart kleed met wijde bontmouwen.

Achter de drie zusters staat de H. Magdalena, als beschermheilige, met een zalfpot in de
linkerhand en den deksel in de rechter. Zij heeft een groen kleed aan met goud borduursel
en bruinachtig gevoerd, waaronder het onderkleed met pofmouwen van rood met goud
te voorschijn komt. Haar hals is versierd met een ketting en met een wit chemisetje met
goudgalon en parels, dat boven het aan den hals in drie punten uitgesneden onderkleed
zichtbaar is. Op het hoofd draagt zij een purperrood mutsje, met zwaar goudborduursel
en van phantastischen vorm. Het haar is blond en van haar schouders wappert een grijs
en roode doek.

304
 
Annotationen