Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Korte berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0338

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De vraag van den Heer Van Schevikhaven in het voorlaatste nummer van het
«Bulletin”, blz. 212, omtrent antieke steenen in middeleeuwsche zegels, wordt het uit-
voerigst en het best behandeld door E. Babelon in zijn «Histoire de la gravure sur
gemmes en France”, waar hij aantoont dat niet alles antieke steenen is geweest, wat men
bij den eersten oogopslag er voor houdt, en verder ook bij Furtwangler, »Die antiken
Gemmen, Geschichte”, p. 375.

De fraaie antieke steen, dien Sweder van Abcoude, 1332 en 1333, in zijn zegel gevat
had, heb ik, met al wat ik daaromtrent kon vinden, behandeld in de «Revue Archéologique”
van 1905, II, p. 432—439, naar aanleiding van het afgietsel, dat te Utrecht in het Stedelijk
Archief te krijgen is.

Ik heb toen ook nog een antieken steen vermeld bij Butkens, «Annales de la Maison
de Fynden, preuves”, p. 6, in het zegel van Dirk van Brederode (1190) afgebeeld, maar
wat ik toen niet wist en wat zeker merkwaardig genoeg is om hier thans nog medegedeeld
te worden, is dat dezelfde steen, dien de Heer van Abcoude gebruikte, ook schijnt voor
te komen in een zegel, volgens een mededeeling van den Heer Salomon Reinach, jaren
geleden door den Heer Ernest d’Acy in Picardië gezien. Het randschrift daar: SIGILL
MAC////ANDIE • ARCHIH • VESSION is mij met geheel duidelijk. Ik kan alleen
uit den ovalen vorm van dit zegel wel opmaken dat de stichtsche edelman, met zijn huis,
door Arkel te gronde gericht, eerder bezitter was van dit kleinood, dan hij wiens zegel
in Picardië gevonden werd. J. SIX.

Kerkdiefstal. — In de N. R. Ct. van 10 November 1911 wordt bericht, dat in de
kerk te Willige Fangerak is ingebroken en dat aldaar een koperen doopbekken, een
voorlezerslezenaar en twee zware sloten en hoeken van den bijbel zijn ontvreemd. Wij
vestigen hierop de aandacht, omdat hieruit blijkt, dat ook in de kringen van inbrekers de
belangstelling voor oude kerksieraden toeneemt. Moge dit een aansporing zijn voor de
kerkbesturen om tijdig maatregelen te nemen tegen de al te groote belangstelling van
die zijde.

Personalia.

De heer A. J. Servaas van Royen heeft met 1 April 1912 ontslag aangevraagd
als directeur van het Gemeente Museum te ’s-Gravenhage. Dit ontslag is hem eervol
verleend onder dankbetuiging voor de door hem aan het museum bewezen diensten.

De heer J. O. Kronig, tijdelijk benoemd tot directeur van het Stedelijk Museum
te Haarlem, heeft zich niet beschikbaar gesteld voor eene definitieve benoeming.

De heer C. F. F. de Wild, restaurateur van schilderijen te ’s-Gravenhage, is naar
Amerika vertrokken om aldaar werkzaam te zijn voor de bekende kunsthandel van
Knoedler & Co. te New-York.

327
 
Annotationen