vierkante pijlers waarvan de grondslagen aanwezig zijn, onderling en met de wandpilasters
door grondmuren vereenigd, verdeelen den vloer in negen vierkante vakken, het gewelf
in even zooveel vierkante schilden.”
Men heeft hier ongetwijfeld met eene minder juiste redactie te doen, want dat er
inderdaad niets van de pijlers gevonden is, blijkt uit tal van gegevens. Heylerhoff, die
in 1812, toen de westelijke crypta afgebroken is en in verband daarmede de choorvloer
verlaagd, de oostelijke krocht gedeeltelijk ontgraven heeft gezien, noteerde: «onder den
vloer heeft men ontdekt twee ligte smalle van mergel gemetselde grondslagen, welke in
Afb. 6. Perspectivische teekening van den zuidwant der oostelijke crypt in de
St. Servaaskerk, vóór de restauratie. De trap is fantaisie.
de lengte doorloopende, dit gedeelte der choor in dry geleike deelen doorsneden.” De
dwarsmuurtjes heeft hij blijkbaar niet opgemerkt, maar waren er nog overblijfselen van
de pijlers aanwezig, dan had hij toch zeker niet geconcludeerd, dat de verwachting »nog
onderaardsche vertrekken en zeldzaamheden te vinden” teleurgesteld was, want hij zou
begrepen hebben, dat die overblijfselen van dragers op een gewei! wezen.
Het blijkt voorts, dat er, bij de restauratie, verschil van meening bestaan heeft
over het materiaal, waaruit de pijlers moesten opgetrokken worden. In haar rapport aan
den Min. v. B. Z. schreef de commissie van advies: »De pijlers kunnen gemaakt worden
27
door grondmuren vereenigd, verdeelen den vloer in negen vierkante vakken, het gewelf
in even zooveel vierkante schilden.”
Men heeft hier ongetwijfeld met eene minder juiste redactie te doen, want dat er
inderdaad niets van de pijlers gevonden is, blijkt uit tal van gegevens. Heylerhoff, die
in 1812, toen de westelijke crypta afgebroken is en in verband daarmede de choorvloer
verlaagd, de oostelijke krocht gedeeltelijk ontgraven heeft gezien, noteerde: «onder den
vloer heeft men ontdekt twee ligte smalle van mergel gemetselde grondslagen, welke in
Afb. 6. Perspectivische teekening van den zuidwant der oostelijke crypt in de
St. Servaaskerk, vóór de restauratie. De trap is fantaisie.
de lengte doorloopende, dit gedeelte der choor in dry geleike deelen doorsneden.” De
dwarsmuurtjes heeft hij blijkbaar niet opgemerkt, maar waren er nog overblijfselen van
de pijlers aanwezig, dan had hij toch zeker niet geconcludeerd, dat de verwachting »nog
onderaardsche vertrekken en zeldzaamheden te vinden” teleurgesteld was, want hij zou
begrepen hebben, dat die overblijfselen van dragers op een gewei! wezen.
Het blijkt voorts, dat er, bij de restauratie, verschil van meening bestaan heeft
over het materiaal, waaruit de pijlers moesten opgetrokken worden. In haar rapport aan
den Min. v. B. Z. schreef de commissie van advies: »De pijlers kunnen gemaakt worden
27