Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr.1]
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Opgravingen in de St. Servaaskerk te Maastricht
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0042

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
overbrengen, omdat hij meende, dat het daaruit wel afkomstig kon zijn. De in verhouding
tot hun middellijn tamelijk hooge basementen, die nog niet den later gebruikelijken
aanloop naar de zuil vertoonen, en dit teerlingkapiteel met zijn eigenaardig, als met een
opgelegd koordje, bewerkte versiering, dragen geheel het karakter van de elfde eeuw.
Plaatst men tusschen hen in een zuil van de hoogte, die in de oostelijke crypt noodig

zou zijn, en op het kapiteel den gewelfaanzet, dan ontstaat
een zeer aannemelijke combinatie (zie de reconstructie op
afb. 7, bij A), een beter geheel eigenlijk dan de ver-
eeniging van basement en kapiteel oplevert met de zooveel
kortere zuilen in de vieringscrypt, die nu wat plomp
lijken, terwijl men bij den abacus van het kapiteel noode
het uitstek mist voor de formeelen (zie afb. 7, bij B).

Afb. 7 geeft dan een voorloopige reconstructie van
den plattegrond der crypt, waarbij voor de basementen
en zuilen de omvang is vastgesteld op grond van de hier-
ontwikkelde hypothese. Vensters heb ik daarin niet laten
teekenen, omdat wij geen gegevens hebben om hunne
grootte te bepalen. Men ziet echter, dat zoowel in den
oostwand als in de zijmuren der drie oostelijke traveeën
vensters geweest kunnen zijn.

Elders betoog ik, dat de crypt waarschijnlijk in haren
oostwand door twee deuren onmiddellijke gemeenschap met
het Vrijthof had. Vanuit de kerk moet zij toegankelijk
geweest zijn door middel van trappen in de cryptkapellen,
daar van de drie bogen in den westwand, waarin trappen
geweest zouden kunnen zijn, de beide zijdelingsche van
den aanvang af gesloten zijn geweest, blijkens het pleister-
werk op het spaarveld in den eenen, nog ongerept be-
waarden boog, terwijl de middelste de verbinding heeft
gevormd met eene ruimte, tot welker onderzoek een tweede
reeks van ontgravingen noodig was.

Afb. 8. Scheimuurtje tusschen „ „

kleine crypt en graf, zuidwestelijke H. DE ^KLEINE CRYPT" EN HET GRAF VAN ST. SERVAAS.
hoek: in verband.

De in oude bescheiden als »kleine crypt” aangeduide
ruimte, ten westen van de crypt onder de viering, is 5.40 M. lang en 2.80 M. breed.
Door een wand, waarin een smalle, lage doorgang en een getralied venstertje, is zij
gescheiden van het z.g. graf van St. Servaas, eveens 2.80 M. breed, doch 3.25 M. lang.
In beide ruimten ligt de vloer op gelijke hoogte, doch het tongewelf, waarmede zij zijn
overdekt, heeft in het graf zijn hoogste punt 2.10 M., in de westelijke helft van de kleine
crypt 2.30 M., en in de oostelijke helft 2.60 M. boven den vloer (zie de lengte-doorsnede

30
 
Annotationen