Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr.1]
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Opgravingen in de St. Servaaskerk te Maastricht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0043

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
op afb. 3). Dit verschil in de overwelving gaf eenige aanleiding tot het vermoeden, dat de
geheele aanleg niet tegelijkertijd zou zijn ontstaan — maar ook hier hebben v/ij niet met
een origineelen toestand te doen, doch gedeeltelijk met eenen herbouw uit het jaar 1881.

Bij de slooping der vieringscrypt in 1812 is nl. ook het gewelf van de kleine
crypt afgebroken. Dat in het graf echter bleef gespaard : »deezen kelder” — zegt Heylerhoff —
»het gewelfzel iets lager liggende dan de vloer der kerke, is, bij de verandering van
1812 ongehindert gebleeven; men heeft eenen nieuwen ingang gemaakt in den boog,
welke gedekt is door eenen vierkanten
steen, viermaal grooter als de andere
belegsteenen, zonder opschrift.” Hier-
uit valt op te maken, dat het gewelf
der kleine crypt ook vroeger hooger
lag dan dat van het graf, daar men
anders het eerste even goed als het
laatste zou hebben in stand gelaten.

Maar het blijft de vraag of het hoogte-
verschil tusschen de twee helften van
de kleine crypt oorspronkelijk is.

Thans kan ik bewijzen, dat dit
niet het geval is. In een briefje van
19 April 1881 schreef Dr. Cuypers
nl. aan den heer van den Bergh:

»Het gewelf van de confessie [d. i. de
kleine crypt] is op last van den Deken
lager digt geslagen dan zulks vroeger
het geval was. Ik heb last gegeven
dit te veranderen, de teekeningen
zullen zulks aanwijzen. Deze recti-
ficatie staat in verband met de plaatsing
van het altaar van St. Servaas in de
Bovenkerk op de confessie.” Inder-
daad geeft het ontwerp voor de her-
stelling over geheel de kleine crypt
één doorloopend tongewelf te zien, op de hoogte welke het thans alleen in de oostelijke
helft heeft. Het altaar van St. Servaas is op deze teekening aangegeven waar het ten
slotte ook geplaatst is, en nu nog staat, nl. tusschen de trappen naar de viering. Doch
een vroeger project — blijkbaar dat, hetwelk Dr. Cuypers in zijn briefje bedoelde —
plaatste dit altaar meer naar het westen. De Deken heeft hiertegen begrijpelijk bezwaar
gehad om het ruimteverlies; hij heeft het altaar meer oostelijk laten zetten, om daardoor
het niveau van den kerkvloer eveneens verder oostwaarts te kunnen aanhouden, en daar-

Afb. 9. Westwand van het graf, noordelijke
hoek: in verband.

31
 
Annotationen