Afb. 11 geeft dezen boog te zien uit de oostelijke crypt. Het door den muraal-
boog van het gewelf omlijste muurveld is doorbroken door een rechthoekige opening,
gedekt door een naar de hoeken bijgeronden segmentboog. In deze opening staat een
muurtje, dat den segmentboog open laat, en waarin een rondbogig gedekte doorgang
aanwezig is met onregelmatige zijden. Ten westen staat tegen dit muurtje het altaar van
de vieringscrypt, dat —gezamen-
lijk met 'het muurtje zelf—een
voetstuk draagt, waarop een
steenen reliekkist rust. In deze
doorgang nu, en onder het altaar,
klimt de vloer als de treden van
een trap, ingesloten tusschen,
vooral aan den zuidkant, onregel-
matige wangen (zie plattegrond
en doorsnede op afb. 13).
Daar, op den vloer na, alles
gepleisterd is, valt het moeilijk
na te gaan wat van dezen
vreemden aanleg oud, wat nieuw
is. Gelukkig bestaat er een foto,
tijdens de restauratie genomen.
Vergelijken wij deze (afb. 12)
met den tegenwoordigen toe-
stand (afb. 11), dan blijkt, dat
de muraalboog van het gewelf
der choorcrypt grootendeels was
afgebroken (de groote boog,
dien men ziet, is de muraalboog
uit de vieringscrypt), doch dat
de doorgang, tot op ongeveer
twee derden van de hoogte der
pilasters, gesloten was met een
Afb. 11. Doorgang in den muur tusschen de oostelijke- . , . , .
en de vieringscrypt. muur, die, over een klem deel
van zijn oppervlak, in den noor-
delijken hoek, gepleisterd was en verder uit ruwe steenen bestond, zonder eenig spoor van een
opening. Deze muur staat in hetzelfde vlak als de spaarvelden in de andere traveeën, en
was, voor zoover gepleisterd, tegelijk met de pilasters gebouwd. Daar het echter niet
valt aan te nemen, dat men, toen de choorcrypt indertijd is volgestort, eerst de wanden
zou hebben ontdaan van de pleisterlaag — die dan ook overal elders nog aanwezig is —,
moet het ongepleisterde, ruwe werk een latere 'vulling zijn. Dit wijst er dus op, dat het
34
boog van het gewelf omlijste muurveld is doorbroken door een rechthoekige opening,
gedekt door een naar de hoeken bijgeronden segmentboog. In deze opening staat een
muurtje, dat den segmentboog open laat, en waarin een rondbogig gedekte doorgang
aanwezig is met onregelmatige zijden. Ten westen staat tegen dit muurtje het altaar van
de vieringscrypt, dat —gezamen-
lijk met 'het muurtje zelf—een
voetstuk draagt, waarop een
steenen reliekkist rust. In deze
doorgang nu, en onder het altaar,
klimt de vloer als de treden van
een trap, ingesloten tusschen,
vooral aan den zuidkant, onregel-
matige wangen (zie plattegrond
en doorsnede op afb. 13).
Daar, op den vloer na, alles
gepleisterd is, valt het moeilijk
na te gaan wat van dezen
vreemden aanleg oud, wat nieuw
is. Gelukkig bestaat er een foto,
tijdens de restauratie genomen.
Vergelijken wij deze (afb. 12)
met den tegenwoordigen toe-
stand (afb. 11), dan blijkt, dat
de muraalboog van het gewelf
der choorcrypt grootendeels was
afgebroken (de groote boog,
dien men ziet, is de muraalboog
uit de vieringscrypt), doch dat
de doorgang, tot op ongeveer
twee derden van de hoogte der
pilasters, gesloten was met een
Afb. 11. Doorgang in den muur tusschen de oostelijke- . , . , .
en de vieringscrypt. muur, die, over een klem deel
van zijn oppervlak, in den noor-
delijken hoek, gepleisterd was en verder uit ruwe steenen bestond, zonder eenig spoor van een
opening. Deze muur staat in hetzelfde vlak als de spaarvelden in de andere traveeën, en
was, voor zoover gepleisterd, tegelijk met de pilasters gebouwd. Daar het echter niet
valt aan te nemen, dat men, toen de choorcrypt indertijd is volgestort, eerst de wanden
zou hebben ontdaan van de pleisterlaag — die dan ook overal elders nog aanwezig is —,
moet het ongepleisterde, ruwe werk een latere 'vulling zijn. Dit wijst er dus op, dat het
34