Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 9.1916)

vertrekken over, geheel gereserveerd voor de stedelijke schilderijen, die hier zeer ruim
(aZ te ruim!) geplaatst zullen worden. De eerste zaal zal bestemd worden voor onze
vier beroemde Scorels en de enkele andere middeleeuwsche schilderijen; hier zullen die,
niet opeengehoopt, rustig bewonderd kunnen worden. Dan zullen een paar vertrekken
gewijd worden aan de producten der Utrechtsche schilderschool. De overige schilderijen
zullen een of twee verdere vertrekken vullen. Ten slotte zal voor de moderne schilderijen,
aan de gemeente vermaakt door mevr. de douair. Ram, geb. Van Heekeren van Brandsenburg
en door den heer A. J. van Haagen, een afzonderlijk vertrek bestemd worden. In hoeverre deze
verdieping behoorlijk gevuld zal kunnen worden, hangt natuurlijk nog af van den afloop

van de onderhandelingen met Kunstliefde; mocht men het echter niet eens worden over
de overneming der schilderijen van het genootschap, dan kunnen hier nog andere voorwerpen
geplaatst worden.

Want de overige bestanddeelen van het Stedelijk museum vragen nog eene plaats.
De historische oudheden, de herinneringen aan het stedelijk bestuur en aan de gilden,
de enkele wapenen enz., die thans in eene overvolle kamer van het Hoogeland geborgen
zijn, kunnen dan hier geborgen worden. Verder onze kostbare verzamelingen van
Utrechtsche penningen en munten, onze fraaie Utrechtsche zegelstempels en ook de
muntstempels. Ook de folterwerktuigen (die thans de kamer met het beeldhouwwerk
ontsieren) en de modellen (thans op den zolder weggeborgen) kunnen hier ondergebracht

105