Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Kerkmeijer, J. C.: Beschrijving van Hoorn
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0144

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De overgebleven stukjes gracht liggen daar nu nog als stille getuigen hunner
eigenlijke noodzakelijkheid, die vroeger wel ingezien werd; thans nemen zij niets anders
dan rioolstoffen op, die niet verwijderd kunnen worden.

De handel zal ongetwijfeld het middel van bestaan der eerste bewoners geweest zijn;
en onder de produkten, die ingewisseld werden tegen die, welke over zee kwamen, zal
de zuivel zeker eene groote rol gespeeld hebben.

De kroniekschrijvers vermelden als stichtingsjaar 1316, toen drie broeders — uit
Hamburg afkomstig — bij bovengenoemde sluis eene herberg en een pakhuis bouwden.
Dit jaartal is door eenige schrijvers bestreden; ik meen ook te moeten aannemen, dat er
reeds vóór dien tijd een begin moet geweest zijn van wat later werd tot het stadje Hoorn.

De stad schijnt zich snel ontwikkeld te hebben, want de eerste parochie-kerk
werd reeds in 1323 gebouwd. Zij was van hout, met riet gedekt en gewijd aan St. Cyriacus ;
zij stond buitendijks, op de plek waar tegenwoordig de Vijzelstraat is.

In 1328, dus 5 jaar daarna, brandde het kerkje af; de bewoners van Hoorn zijn
toen 40 jaar lang zonder kerk gebleven. In 1369 werd binnendijks eene nieuwe kerk
gebouwd, en wel op de plaats, waar nu nog de Groote Kerk staat. De nieuwe kerk was
gewijd aan St. Cyriacus en aan St. Jan Baptist; ze was ook weer van hout en riet, maar
werd later in steen vernieuwd; in 1405 begon men met het koor en het kruiswerk. Dit
schoone monument brandde in 1838 in korten tijd geheel af.

In 1341 werd »ter bevordering van de koopmanschap” de tegenwoordige Nieuwendam
aangelegd. Het was toen een dijkje, loopende van den zeedijk tot aan den havenmond
door het drassige buitendijks gelegen land, langs de reeds bovengenoemde Kil. Op dit
drassige land moet nog vroeger het dorp Dampten gelegen hebben, dat weggespoeld is.
In 1420 is de haven verdiept en verwijd.

In 1426 versterkte men de stad door een aarden wal; deze liep van de Oude
Oosterpoort (tusschen KL Oost en Gr. Oost) over de plaats waar nu de Gasfabriek staat,
langs de Turfhaven, de Gedempte Turfhaven tot het Nieuwe Noord, vervolgens in
Noordelijke richting achter de Noorderkerk om langs de Varkensmarkt naar de Westerpoort.
Het stadje was toen nog klein; en als men bedenkt, dat op dit terrein, gelegen binnen
den wal en den vroegeren dijk, de huizen zeer ver uit elkaar gebouwd waren, dan kan
men zich wel voorstellen, dat het aantal inwoners nog gering was.

De huizen op de Appelhaven waren er toen nog niet; de achterhuizen van het
Oost liepen met hunne erven tot aan dit water; het Venidse was niet bebouwd, het
Munnikenveld was eene weide, het Nieuwe Noord een burgwal en de Ramen een groot
veld. Muntstraat, Wisselstraat en Gravenstraat bestonden nog niet.

Verwonderlijk is het, dat er toen op dit kleine plekje verscheidene kloosters waren,
die met hunne erven een groot gedeelte ervan in beslag namen. Vooral de Gouw schijnt
een zeer aantrekkelijk punt geweest te zijn; aan de Westzijde, waar nu het tegenwoordige
Stadhuis staat, werd in 1385 het Hieronymiten-klooster gesticht, en ten Zuiden ernaast

132
 
Annotationen