De Gecomm. Raden hadden het gebouw in gebruik, totdat in 1795 het voorgaande
regeeringsbestuur vernietigd verklaard werd. In dit jaar was het de plaats, waar de burgers
hun «gemaakt goud en zilver” konden brengen als een offer voor het vaderland.
In 1808 was de Drost van dit kwartier er gevestigd en te spreken.
Later hield de Rechtbank er verblijf, tot deze in 1877 naar Alkmaar verplaatst
werd. Sedert dien neemt het kantongerecht een gedeelte van het gebouw in beslag.
Toen de Rechtbank overgebracht was, kreeg de Gemeente Hoorn het gebouw
weer in vrijen eigendom. Daar de kosten van onderhoud echter voor haar veel te hoog
Afb. 21. Ijzeren hek voor het museum.
bleken, trof zij eene regeling met het Rijk, waarbij dit zich genegen verklaarde, de
verplichting op zich te nemen om het gebouw ongeschonden in stand te houden. Het
perceel werd nu eigendom van den Staat, die echter slechts over een gedeelte der lokalen
de vrije beschikking zou erlangen, terwijl de Gemeente van het overige deel voor altijd
het gebruik behield.
Deze achtte het alsnu eene waardige plaats voor een West-Friesch museum, dat er
sedert dien ook in gevestigd is geweest. De daarin tentoongestelde collectie van de Gemeente,
verrijkt door geschenken van particulieren, is thans van dien omvang, dat reeds naar
uitbreiding der ruimte gezocht wordt.
164
regeeringsbestuur vernietigd verklaard werd. In dit jaar was het de plaats, waar de burgers
hun «gemaakt goud en zilver” konden brengen als een offer voor het vaderland.
In 1808 was de Drost van dit kwartier er gevestigd en te spreken.
Later hield de Rechtbank er verblijf, tot deze in 1877 naar Alkmaar verplaatst
werd. Sedert dien neemt het kantongerecht een gedeelte van het gebouw in beslag.
Toen de Rechtbank overgebracht was, kreeg de Gemeente Hoorn het gebouw
weer in vrijen eigendom. Daar de kosten van onderhoud echter voor haar veel te hoog
Afb. 21. Ijzeren hek voor het museum.
bleken, trof zij eene regeling met het Rijk, waarbij dit zich genegen verklaarde, de
verplichting op zich te nemen om het gebouw ongeschonden in stand te houden. Het
perceel werd nu eigendom van den Staat, die echter slechts over een gedeelte der lokalen
de vrije beschikking zou erlangen, terwijl de Gemeente van het overige deel voor altijd
het gebruik behield.
Deze achtte het alsnu eene waardige plaats voor een West-Friesch museum, dat er
sedert dien ook in gevestigd is geweest. De daarin tentoongestelde collectie van de Gemeente,
verrijkt door geschenken van particulieren, is thans van dien omvang, dat reeds naar
uitbreiding der ruimte gezocht wordt.
164