Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: Nederlandsch Museum voor geschiedenis en kunst Aanwinsten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0224

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
van Pijnacker. Niet minder dan drie vitrines herbergen in het museum, hetgeen de Loudon-
verzameling hiervan te bieden heeft. Noemen wij slechts vier potten met deksels van de
beste kwaliteit, een zeldzaam lampet met waschbekken en ettelijke schotels en borden met
de merken vermoedelijk van Pijnacker en Reygens of hunne opvolgers; en daar naast de
schotels met het décor der Chineesche Yung Cheng en Chienlung dynastiën, nagenoeg
alle thans onvindbare stukken.

Een laatste variant wordt gegeven door de alweer zeer ruime keuze van voorwerpen
waarvan de versiering min of meer die der Duitsche porceleinen navolgt: coquette vormen
en coquette kleuren vergeleken bij hetgeen wij vroeger zagen, toch echt Hollandsch in
hun deugden en in hun feilen, in het soms ietwat plompe lijnenspel, maar in het toch
zoo warm coloriet. Denken wij slechts aan de fraaie soepterrine en aan dat éénige stuk,
het fonteintje met kom (fig. 4).

In veertien groote en kleine vitrines geeft de verzameling John. F. Loudon, men
kan het getuigen, een volledig overzicht van het oude Delftsche fabrikaat. Het schikken
naar techniek en naar versiering bracht mee, dat het den bezoeker aanstonds duidelijk
zal worden waarin de groote verdienste schuilt: het gevoel voor de decoratieve werking
van kleuren, die bij uitnemendheid nationale eigenschap.

Ik mag hier nog van een ander geschenk melding maken, van niet gering belang
voor de verzameling van middeneeuwsche beeldhouwwerken. Eenige vrienden van het
Nederlandsch Museum stelden de directie in staat een zandsteenen kop aan te koopen,
afkomstig van een apostelbeeld uit het eerste derde der 14de eeuw (fig. 5). Deze kop
maakte, volgens mondelinge overlevering, deel uit van veertien beelden, voorstellende
een H. Jacobus en Jezus met de twaalf apostelen, in 1840 opgegraven ter plaatse waar
vroeger de kerk Saint-Jacques-l’Höpital te Parijs stond. Zes dezer beelden waren zoodanig
geschonden, dat zij dadelijk weer begraven werden, vijf werden in 1852 in het museum
van Cluny opgenomen, drie werden gedurende eenige jaren geplaatst in den gevel van
een winkelhuis, genaamd: Aux Statues de St. Jacques, en gingen weldra te loor. Onze
kop zou van een dier beelden afkomstig zijn.

Hoe het zij, de overeenkomst van onzen kop met die van de beelden in Cluny
is zoo groot, dat er nauwelijks kwestie van kan zijn, of hij is in een zelfde werkplaats,
ja vermoedelijk door een zelfden beeldhouwer vervaardigd. En als zoodanig is dan te
noemen Robert de Launoy die tusschen de jaren 1318 en 1327 vermeld wordt in de
rekeningen van de broederschap van Saint-Jacques. De beelden waren gepolychromeerd.
Ook onze kop draagt nog vele sporen van beschildering (zie hierover: Musée de sculpture
comparée, palais du Trocadéro, Catalogue raisonné N°. 625, Paris 1892).

Alhoewel Robert de Launoy in de 14de eeuw leefde, draagt zijn werk toch nog
volkomen het karakter eener vroegere periode, toen de beeldhouwer een gemiddeld
type had gecreëerd, dat als de uitkomst van een gemeenschappelijken arbeid mag beschouwd
worden. Wij vinden dat type zoowel te Reims en te Amiens, als te Parijs, om slechts de

212
 
Annotationen