Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Nijland, M. C.: Oude klokken te Sneek
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0230

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
meestersboek over October 1658 opgeteekend vond: «Betaalt aan Pier, Jelte, Johan Riemers
Gravius van Hoeytema 72 car. guld. ter saeke van ’t vergieten van ’t Raadhuysclockje”
en daarover vroeger niets voorkomt.

Na het raadhuisklokje vragen eenige andere klokken onze aandacht. Vooreerst
die in het klokhuis bij de St. Martinikerk.

Toen de zware toren, welke eertijds die kerk sierde, was afgebroken, besloot men
de luiklokken in een op te richten gebouwtje onder te brengen. Het gevolg van dit
afbreken was, dat een nieuwe muur moest worden gezet om het kerkgebouw dicht te
maken. De fondsen ontbraken echter, en daarom vroeg de Magistraat de ingezetenen om
een vrijwillige gift, in den loop van 1682 te voldoen. Er kwam echter niet genoeg in,
waarom de Magistraat zich tot de Staten-Provinciaal om een subsidie wendde. Deze
stonden een octrooi toe om het klein gemaal te heffen, en eindelijk kwam het geld tot
voltooiing van den bouw bijeen.

In het klokhuis hangen twee klankrijke klokken van zeer verschillenden ouderdom.
De grootste is van 1767 en te Enkhuizen door J. Borchhard gegoten. Zij was van veel
ouderen datum en oorspronkelijk 5643 pond zwaar, maar in pasgenoemd jaar gebarsten
zijnde, is ze met bijvoeging van specie vergoten tot de tegenwoordige klok van 3373 K.G.
Zij heeft een hoogte van 1.36 met een wijdte van onder in diameter van 1.67 M. De
kleine klok werd door Joh. ter Stege in 1514 gegoten, weegt 2000 K.G. en is 1 M. hoog.
Zij is met een Latijnsch opschrift voorzien, dat, vertaald, luidt: «Mijn stem is de stem
des wegs. Ik roep u tot het heilige. Komt.”

Borchhard was een bekend klokkengieter. Hij leverde klokken in 1755 te Terwispel,
in 1756 te Burum, in 1758 te Oudeschoot, in 1761 te Giekerk, in 1764 te Diever, in
1768 te Wynjeterp, Assen en Oenkerk, in 1769 te Kollumerzwaag.

Maar vooral van belang is, dat hij de klokken goot voor het fraaie carillon te
Sneek, een der weinige van Friesland.

Het was met dit klokkenspel aldus gelegen. In ’t begin der 18de eeuw stond op de
plaats van het torentje van de St. Martinikerk, zooals dat nu nog is, een van anderen vorm
met eenige klokjes er in. In 1710 werd besloten die te vervangen door een elftal klokjes,
waarvan ’t grootste 60, ’t kleinste 12 pond zou wegen. De Amsterdamsche klokkengieters
Noorden en de Grave, die in 1704 aan Blija een schoone klok hadden geleverd, zouden
ze gieten, en den organist van de St. Martinikerk, Oeveringh, werd gelast met hen te
briefwisselen. ’t Resultaat was, dat besloten werd tot het aanschaffen van 14 klokjes,
welke 443Va pond mochten wegen.

Op ’t eind van 1711 waren de klokjes gereed. Oeveringh ging ze te Amsterdam
halen en bracht ze voor 12 car. gulden ongeschonden de Zuiderzee over. De 14 klokjes
wogen 458 pond, en men was met de klokkengieters overeengekomen 25 st. het pond te
betalen. Dit maakte 5721/a car. guld., maar negen oude klokjes, welke 31 pond wogen,
namen de klokkengieters, volgens rekening, ad 10 st. het pond over, zoodat het nieuwe
klokkenspel ƒ557 kostte.

218
 
Annotationen