Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Nijland, M. C.: Oude klokken te Sneek
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0232

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Maar de Magistraat van Sneek wilde het zijne hebben van de zuivere intoneering
der klokken, vóór ze van Enkhuizen werden overgebracht. Zij droeg dus F. Poppenheuser,
muziekmeester en S. de Vries, organist en klokkenist, beide te Leeuwarden, op, daarnaar
onderzoek te gaan doen. Deze waren, na examinatie, blijkbaar zeer tevreden, want zij
gaven de volgende verklaring af: «Wij, ondergeschrevenen, enz. verklaren, dat wij op
verzoek en last van de Agtbare Magistraat van Sneek ons, benevens de 2 Heeren
Commissarissen, Burgemeester D. Coops en Schepen G. Gorp, begeven hebben naar
Enkhuizen en aldaar in de klokgieterij met alle oplettendheid geëxamineerd hebben ’t
klokkespel voor de stad Sneek gemaakt door Joan Christiaan Borchhard, gekeurd en
geëntoneerd door Jan Bruinier, organist en klokkenist te Enkhuizen, bestaande uit
26 klokken; dat wij bevonden hebben, dat ieder klok genoegzaam zijn vereischte toon
en geluid heeft, en dat wij over zulks ’t geheele klokkespel goedgekeurd hebben en
alsnog goedkeuren. Actum te Sneek, 27 Sept. 1771.” Zij kregen een douceur van
140 gulden behalve de reiskosten; den twee commissarissen werd de vertering op hun
reis ad 54 gulden vergoed.

Nu werden de klokken naar Sneek overgebracht, en stond een staf van bekwame
mannen gereed om ze in den pas voltooiden toren te hangen en er een klokkenspel van
te maken. Wij zien Borchhard, Eekhof, den Sneeker organist Muiselaar, den vroedsman
Nijsloot, Poppenheuser, Bruinier e.a. maandenlang aan ’t werk en zouden bijkans willen
spreken van een edelen wedijver van schepenen, bouwmeester en vroedmannen om ijzer-
en koperwerk te leveren! En ook hout. Want het handklavier met voetwerk voor den
organist moest nog in orde gemaakt worden. De tijd moest nog komen, dat een
Charles Smulders te Maastricht opstond met een nieuwe vinding om het vuistklavier te
vervangen door een inrichting, waardoor het zAare werk van den klokkenist heel wat
gemakkelijker zoude worden gemaakt.

Verschafte het maken van het carillon velen werk, ook enkele herbergiers voeren
er wel bij. Zoo is nog een rekening over van een weduwe, bij wie Bruinier en Eekhof
ingekwartierd waren. De prijs van het geleverde verschilde weinig van den tegenwoordigen,
altijd de «bijzondere tijdsomstandigheden” buiten rekening latende. Bruinier en Eekhof
deden of ze thuis waren, namen nu en dan vrienden mede naar hun kosthuis en tracteerden
hen op stadskosten. Zoo is een post van f 1.40 op de rekening gevonden van op
11 Februari 1772 op den toren gebrachte jenever en peper, koekjes en krakelingen. Op
een anderen keer dronken Bruinier, Eekhof, Muiselaar en zijn zoon, en een zekere
Dijkstra, die ook aan het carillon werkte, een groot dozijn flesschen wijn op, waarvoor
ƒ11.40 op de rekening kwam te staan. Ook rookte Eekhof op stadskosten en nam
bovendien pijpen en tabak mede op reis. Niet te verwonderen is het dan ook, dat deze
gasten duur waren en de stad honderden guldens aan onderhoud kostten.

Eindelijk was het carillon echter klaar en ook het uurwerk door Eekhof in orde gemaakt.

Op 13 Maart 1772 speelde het voor den eersten keer.

Wij vinden opgeteekend, dat de kosten van het nieuwe torentje, het klokkenspel en het

220
 
Annotationen