Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Cuypers, P. H. J.: De restauratie van de St. Servaaskerk te Maastricht, [3]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0090

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
78

drieeen verdeeld door sierlijke kolonnetten in marmer met rijke basementen
en zeer rijk met loofwerk en figuurtjes versierde kapiteelen, waarop de even-
eens rijk versierde dorpel rust, die de tympan of boogtrommel afsluit met
glas in lood in een gesmeed ijzeren harnas gevat.

Van de kapellen, welke tegen de zijbeuken gebouwd zijn, komt mij
de eerste naast de transept-zuidzijde, als de oudste voor ; zij moet kort na
het fraaie portaal in de Xllle eeuw gebouwd zijn, de vorm van het venster
met profileering. het traceerwerk, de gewelfribben, alles wijst de helft der
XIIIc eeuw aan; de verdere kapellen zijn in de XlVe en XVe eeuw ont-
staan, terwijl de doopkapel zeker uit de tweede helft der XVe eeuw
dagteekent.

Terwijl de kapellen bij hare stichting onmiddelijk door kruisgewelven
overdekt werden, bleven schip, transept en zijbeuken tot Hr 1425 zonder
gewelven.

Zeer merkwaardig is 't na te gaan de verstandige en praktische wijze,
waarop de gewelven toenmaals werden uitgevoerd. De bouwmeester gaf
blijk van te zijn een man van smaak, kundig en uiterst practisch.

Om het breede middenschip met ruitengewelven te overdekken, stelde
de architect, zonder de bestaande te beschadigen, de verschillende elementen,
die noodig zijn om het gewelf te dragen, in soliede materialen en sierlijke
vormen samen.

Om de groote spanning te schragen en het uitwijken der muren te
beletten op die punten waar de gordelbogen tegen de buitenmuren drukken
heeft hij steunbogen noodig. De scheidingsmuren der kapellen bieden hem

een vasten voet aan, om
zijne beeren te plaatsen, die
straks zijne bogen moeten
schragen.

De drie gewelfribben,
welke bij eiken pijler ont-
springen, hebben een breeden
voet noodig ; hij maakt daar-
voor drie muraalzuilen met
kapiteelen, die hij met bind-
stukken-staarten in den muur
verbindt. Op 3.75 M. boven
den vloer komt een sierlijk
kapiteel de voetstukken dezer
drie kolonnetten onderschra-
gen, op zijne beurt getorst
door eene enkele schacht in
harde steen met staartstukken
in den pijler verbonden,
wordende zoodoende de minst
 
Annotationen