Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst - Aanwinsten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0177

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i63

Nederlandsche Musea.

Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst. — Aanwinsten.

Wanneer men, na de middeneeuwsche beeldhouwwerken in het museum
bestudeerd te hebben, het zaaltje bezoekt (helaas aan het andere einde van
het gebouw) waar de plastiek uit de 16de en 17de eeuw is bijeengebracht,
dan zal men voor nieuwe opvattingen, voor nieuwe vormen komen te
staan, welke uit de aanwezige kunstwerken, zonder meer, niet verklaard
worden. Een ieder weet waar die nieuwe opvattingen en vormen vandaan
kwamen, met welke invloeden wij hier te doen hebben, maar met die
wetenschap alleen behoeft de museumbezoeker zich niet tevreden te stellen;
in een kunst historische verzameling als de onze wil zijn. mag hij vragen
naar een aanschouwelijk onderwijs. Zoolang dit onderwijs niet verstrekt
wordt, hebben wij met eene lacune te maken, welke behoort te worden
aangevuld.

Nadat dan ook de ceramiek-verzameling, gelijk ik in het vorig nummer
van dit bulletin uiteenzette, tot een zekeren graad van volledigheid was
gebracht, heb ik onderzocht, of het nog mogelijk was uit het land, waar
de »Renaissance" der kunst was gekomen, eenig;e beeldhouwwerken te
halen die de missing links aan onze verzameling kwamen geven.

Het zal niemand verwonderen, dat oorspronkelijke werken, in marmer
of brons, der eerste meesters, niet binnen het bereik vallen van het budget
van het Nederlandsch Museum. In de laatste tien jaren zijn de prijzen niet
slechts verdubbeld maar vertiendubbeld; waar men vroeger met honderden
telde, telt men nu met duizenden. Er zijn echter in den Italiaanschen kunst-
handel nog werken in gebrande aarde, of in stucco te vinden welke volkomen
aan het doel dat wij ons voor oogen stellen, beantwoorden. Vooral toch
in den bloeitijd, in de 15de eeuw, was er van den kant van het publiek,
ook van het minder gegoede publiek, zoo'n navraag naar religieuse plastiek,
dat men naar een goedkooper materiaal zocht om allen te kunnen voldoen.
De gebakken aarde en voornamelijk het stucco (mengsel van marmer-
gruis, zand en gips) werden gewenschte surrogaten. De beeldhouwwerken
in gebakken aarde zijn veelal als de modellen van den meester zelf te
beschouwen en dus voor den kenner dikwijls van meer waarde nog dan
het marmer; de werken in stucco zijn meestal atelier-producten, herhalingen
door leerlingen naar voorbeelden van den meester, aan welke deze dan
de laatste hand legde. Merkwaardig is het. dat nooit twee stucchi precies
eender zijn; in alle vindt men eenigen persoonlijken trek die ook bij
den leerling op zekere zelfstandigheid wijst. Dat dus eene verzameling
stucchi en terra-cotta's ons de aesthetiek der 15de eeuwsche plastiek in
beeld zal kunnen brengen is duidelijk. Wij zullen dan tevens de voorbeelden
 
Annotationen